of Western Islands, door de Ouden Ebudae of Hebudes genaamd, vormen aan de westkust van Schotland een uitgebreide groep van meer dan 500 rotsachtige, meestal hoge eilanden en klippen, waarvan slechts 102 bewoond zijn. Zij beslaan totaal 7285 km2 en tellen ca 80 000 meest Gaelisch-sprekende inw., die zich met het vangen van vis en vogels, met veeteelt, kelpbranden (kelp = wier; de as levert jodiumzouten op) en landbouw (gerst en haver) bezig houden.
Met levensgevaar verzamelen zij ook eiderdons. De eilanden worden verdeeld in de Buiten- en Binnen-Hebriden. De eerste (Outer Islands of Outer Hebrides), zo genoemd, omdat zij aan gene zijde van de Minch liggen, bestaan uit vijf grote en vele parallel met de Schotse kust liggende eilanden, van de kaap Barra Head tot kaap Butt of Lewis over een lengte van 210 km; zij dragen wegens hun bijna samenhangende ketenvorm (een ondergedoken uit gneis opgebouwd eiland) de naam Long Island. De evenals het Schotse Hoogland, grotendeels uit eruptieve gesteenten opgebouwde Binnen-Hebriden {Inner Hebrides) bestaan uit twee groepen. Tussen de eilandjes Jura en Scarba ligt de zeer gevaarlijke draaikolk Coirebhreacam of Corryvreckan. De voornaamste plaatsen zijn: Stornoway (een vissershaven) op Lewis, Tobermory op Muil, Bowmore op Islay en Portree op Skye.Vermoedelijk zijn de oudste bewoners van deze eilanden Kelten geweest, die in de 10de eeuw onder de heerschappij der Schotse koningen gebracht werden. Ook thans nog is een groot gedeelte van de bodem het eigendom van aanzienlijke Schotse geslachten.
Lit.: M. Martin, A Description of the Western Islands of Scotland (London 1934); H. Mac Diarmid, The Islands of Scotland (Batsford 1939); H. G. Sutherland, A Hebridean Joumey (London 1939); A. A. MacGregor, The Western Isles (1949).