Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Gevelsteen

betekenis & definitie

is de benaming voor een natuur-stenen basreliëf, meestal in zandsteen, als huiskenmerk in de voorgevel van een huis of gebouw geplaatst. Onderscheid dient gemaakt te worden tussen de moderne gevelstenen en die uit vroeger tijd.

De oude gevelsteen houdt nauw verband met het uithangteken en uithangbord, die in de middeleeuwen een maatschappelijke functie hadden. Uiteraard kon van een gevelsteen eerst sprake zijn, toen omtrent het midden van de 16de eeuw in de steden bepalingen van kracht werden, welke langzamerhand een einde maakten aan de bouw van houten huizen. Met de bakstenen voorgevel deed de gevelsteen zijn intrede. De huizen hadden, zij het niet alle, toen al een naam. Huisnamen waren in de steden omstreeks 1300 al bekend.

Bij gebrek aan een huisnummering was de aanduiding van de huizen met een naam of kenteken in een bepaalde straat, een gebruikelijk en gewenst onderscheidingsteken voor de bewoners. In de familienamen is nog menig restant daarvan te herkennen.Een resolutie van de Amsterdamse Vroedschap van 28 Jan. 1542 bepaalt, dat „de borden ofte teyckenen hangende van den huysen binnen deser Stede ende de Vryheyt van dien” na Mei e.k. niet meer veranderd mogen worden, ten einde de huizen beter te kunnen onderscheiden en bekend te doen zijn.

Bij de toepassing van zandsteen als versierings-element in de baksteenbouw, was de duurzaamheid van het herkenningsteken gewaarborgd, door dit in het toen veel gebruikte materiaal uit de Bentheimer of Bremer groeven, te doen hakken en in de gevel op te nemen.

Het oorspronkelijke kenteken was, blijkens vele zeer oude huisnamen, een figuur ontleend aan nering of ambacht van de bewoner of wel enig duidelijk herkenbaar symbool, naar welke de huizen dan werden aangeduid als „De Wolsack”, „de Hamer”, „de Lelie”, „de Ring”, enz.

Spoedig krijgen de namen ook adjectieven als: de rode Hamer, de vergulde Schotel (1511), maar ook de blauwe Hond, de groene Bok, hetgeen duidt op van het uithangbord afkomstige, ook in de heraldiek gebruikelijke niet-natuurlijke kleuren.

Waar de duidelijkheid van het kenteken niets te wensen overliet, was een aanduiding in letters overbodig en voldeed het gevelsteenbeeld aan zijn doel. Zeer bekende geslachtsnamen zijn tot de huisnamen terug te voeren, welke ontleend zijn aan een gevelsteenbeeld. Later ook werden andersom emblemen ontleend aan geslachtsnamen.

De gevelsteen nam allengs het karakter aan van huiskenmerk en kon latere bewoners uiteraard niet meer voldoen, waardoor het uithangbord en het uithangteken weer een meer zakelijk karakter gingen dragen.

De nieuwe eigenaar hing, al naar behoefte, een bord of figuur uit, dat meer aan de aard van zijn beroep of bedrijf of aan zijn smaak beantwoordde. Een uithangbord kon bij verandering van bestemming van het huis worden weggenomen of bij verplaatsing van een zaak worden overgebracht. De gevelsteen bleef echter op zijn plaats. Aldus kunnen we deze nog in vele oude steden in talrijke huizen waarnemen.

Meer nog zijn er verdwenen door sloping van oude huizen. Van deze vonden er enkele honderden in diverse musea een plaats. In Alkmaar, Amsterdam, Den Haag, Haarlem, Leiden o.a. zijn vele tientallen in museummuren ingemetseld en vele in nog andere musea opgeborgen. In Amsterdam vond men de juiste methode, door een 50-tal in de oude stad aan de openbare weg (St Luciënsteeg) een plaats te geven.

De gevelsteen die waarschijnlijk het oudst gedateerde exemplaar is, bevindt zich te Enkhuizen, voorzien van een huismerk en het jaartal 1527 in fraaie Gothische cijfers (Zuiderspui 5). Uit de 16de eeuw zijn nog verscheidene gevelstenen aanwijsbaar. Het jaartal in een gevelsteen duidt, uitzonderingen daargelaten, tevens op de bouw van het huis. De meeste gevelstenen vertonen geen jaartal.

De ouderdom kan dan dikwijls uit de voorstelling of het ornament, dat zekere stijlkenmerken toont, worden bepaald. De voor de hand liggende vorm was voor dit utiliteitsobject bij uitstek een eenvoudig vierkant of korte rechthoek, aangebracht op de muurdam tussen de ramen en bij huizen van drie traveeën onder het middelste raam. Enkele stenen uit de tweede helft van de 16de eeuw vertonen de invloed van de vroege Renaissance, bijv. in de cartouche, welke de kunstzinnige vakman de gelegenheid bood van zijn kunnen te getuigen. Eigenaardig is het hierbij te constateren, dat de voorstelling en de ingehakte letter dikwijls van onbeholpenheid getuigen.

Van het cartouche- n kwabornament zijn nog overal voortreffelijke specimina aanwezig. Bijzonder fraaie staaltjes uit het begin der 17de eeuw vindt men o.a. te Gouda, toen de beeldhouwer Gregorius Cool daar domineerde.

In de periode der Hollandse Renaissance wordt de gevelsteen opgenomen in de architectuur en krijgt bij de woonhuizen een plaats in het fries, dat dikwijls ter weerszijden door maskers of een andere versiering wordt afgesloten. In de 17de-eeuwse pilastergevels maakt de gevelsteen nog wel, met de meestal in lintvorm gehouwen sierlijke jaartalstenen en guirlandes, deel uit van de versieringselementen dezer gevels. In de 18de eeuw wordt, gedwongen door de groter wordende ramen, de gevelsteen een grote liggende rechthoek, veelal ter breedte van het raam, daaronder geplaatst in de smalle borstwering, met terzijde een kruisvormige afsluiting of voluten en in de plint daaronder een inscriptie met betrekking tot het huis of het reliëf. De in beeld gebrachte voorstellingen zijn van allerlei aard; de meest uiteenlopende gereedschappen, gebruiksvoorwerpen, bedrijven en ambachten tot winkelinterieurs toe treft men aan, planten en dieren in rijke variatie, Ouden Nieuwtestamentische voorstellingen en heiligen, symbolen, gebouwen en stadsgezichten, soms verfijnde picturale sculptures, waaronder vele een meesterhand verraden.

De 17de en 18de-eeuwse vertonen ze in bonte verscheidenheid, dikwijls vergezeld van een karakteristiek, op de voorstelling betrekking hebbend opschrift. Een afzonderlijke categorie vormen de gevelstenen met meerregelige rijmen van moraliserende aard. Deze en vele opschriften verraden ontlening aan de literatuur, terwijl onmiskenbaar voor menige sculpture het algemeen verbreide prentenmateriaal gediend heeft.

Bij gebreke aan een gevelsteen werd de huisnaam ook wel verbeeld in de top van een huis. Na het midden van de 18de eeuw wordt het minder gebruikelijk nog gevelstenen aan te brengen. In onze tijd wordt aan villa’s en gebouwen nog wel een gevelsteen aangebracht, gehakt door verdienstelijke beeldhouwers veelal ter illustratie van de huisnaam of bestemming, een enkele maal als herinneringssteen ook wel aan woningblokken.

Aan de meeste oude gebouwen overigens vindt men treffelijk beeldhouwwerk met geen ander doel dan de aard van het gebouw aan te duiden, welks bestemming daarvan of van de in de gevels aangebrachte reliëfs immer valt af te lezen. Zulke reliëfs dienen we eveneens te rangschikken onder de gevelstenen.

H. W. ALINGS

Lit.: J. v. Lennep en J. ter Gouw, De uithangteekens in verband met geschiedenis en volksleven beschouwd (2 dln, Amsterdam 1868, herdr. in 3 dln, Leiden 1888); H. W. Alings, Amsterdamsche gevelsteenen (Amsterdam 1943, Heemschutserie nr 29); Idem, Uithangteekens en gevelsteenen (Amsterdam 1944, Heemkunde nr 3).

Verder talrijke artt. in Jaarboek en Maandblad Amstelodamum e.a. periodieken.

< >