Gass. is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Composieten (Samengesteldbloemigen), dat uit slechts enkele soorten bestaat en in Mozambique en Abessinië thuishoort. Het zijn éénjarige kruiden, met meestal tegenoverstaande bladeren en vrij grote, eind- of okselstandige bloemhoofdjes. G. abyssinica L.Cass (syn.
G. oleifera D.C.) is de belangrijkste soort, die behalve in Abessinië, ook in verschillende delen van Azië, en zelfs wel in Europa, om de oliehoudende vruchten in cultuur is. In Nederland is de plant, die wel Gingellikruid genoemd wordt, herhaaldelijk adventief aangetroffen. De vruchten zijn in de handel als niger- of ramtillazaad. De vruchten worden koud of warm geperst en leveren ca 35 pct lichtgele tot oranjekleurige vette olie, die iets aromatisch geurt, goed smaakt, doch vrij sterk drogende eigenschappen heeft; dit is de niger-olie, die behalve als spijsolie (vooral in India) ook als verfolie gebruikt wordt; in Europa echter alleen voor zeepfabricage. De olie heeft een joodgetal van 125_135 en bestaat grotendeels uit glyceriden van linol- en olie zuur, daarnaast komt stearine, palmitine en myristinezuur voor.DR A. KLEINHOONTE
Lit.: Wiesner, Die Rohstoffe des Pflanzenreiches, I, p. 761 (Leipzig 1927); Heyne, De Nuttige Planten van Ned.-Indië, p. 1440 (Buitenzorg 1927).