Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Guido GOZZANO

betekenis & definitie

Italiaans dichter en prozaïst (Agliè-Canavese, bij Turijn, 19 Dec. 1883 9 Aug. 1916), jong aan de tering bezweken, is de belangrijkste figuur der zgn. „crepusculaire” (schemer-) poëzie in Italië. Deze stroming, door G.

A. Borgese zo genoemd omdat zij, na Garducci, D’Annunzio en Pascoli, ,,de stem scheen van een roemrijke dichtkunst die uitdooft”, is juist bij Gozzano het sterkst de reflex van de psychologisch-aesthetische houding der jeugd in de eerste 15 jaar der eeuw — de houding van ongeloof-in alles. Slechts het smartelijk ironisch bezingen van mediocre of heel alledaagse dingen scheen doelwit te geven aan dit door doodsdreiging en scepticisme verwoest leven. De „crepusculaire” poëzie, waartoe ook de op zijn 20ste jaar gestorven Sergio Corazzini, voorts F.

M. Martini, een tijdlang ook Marino Moretti en Corrado Govoni behoorden, heeft bij Gozzano tot hoofdthema’s: de provincie, de salons en kleine mensen van weleer, de „lieve dingen van erg slechte smaak”. Hoewel zeker vrucht van eigen ervaring, is Gozzano’s kunst gerijpt onder invloed van Francis Jammes, Albert Samain e.a. Franstalige dichters, en ook van de langoureuze D’Annunzio uit het Poema paradisiaco. Niettemin heeft zij bij Gozzano een sterk persoonlijk cachet aangenomen, en de taal van een werkelijk groot dichter.

Beroemd is het grote gedicht uit zijn bundel I Colloqui van 1911: La signorina Felicita ovvero la Felicita (juffrouw F. ofwel het Geluk). Reeds vóór Gozzano’s vroege dood was het crepuscularisme als negatie der geijkte kunst alweer overspoeld door het Futurisme. In wezen spruiten beide echter uit hetzelfde voort.MR H. VAN DEN BERGH

Bibl.: G.’s Opere (verzam. werken) verschenen in 1935-’39 bij Treves, Milano, in 5 dln; daarin o.a. de bundels La Via del Rifugio, I Colloqui, Verso la cuna del Mondo, en de prozawerken L’Altare del passato en L’Ultima traccia. G.’s brievenboek (Epistolario) verscheen apart in 1942.

Lit.: G. A. Borgese, in La vita e il libro, ser. II (Torino 1911); A.

Rinaldi, I Crepusculari (S. M. di Capua Vetere 1924); V. M. Nicolosi, G.

G. (Torino 1925); F. Biondolillo, La poesia di G. G. (Catania 1926); G. Gucchetti, G.

G. (Venezia 1928); G. Petronio, I Crepuscolari (Firenze 1937); P. Pancrazi, G. G. senza i crepuscolari, in Scritt. ital. del Novecento (Bari 1934); Idem, in Scrittori d’oggi (ib. 1942); G.

De Robertis, Scrittori del Novecento (1940).

< >