Italiaans dichter en prozaïst (Tamara, prov. Ferrara, 29 Oct. 1884), autodidact, achtereenvolgens landbouwer, soldaat, fokker van kippen, varkens enz. (aldus G.
Papini), behoorde met zijn vroege gedichten tot de zgn. „Crepusculairen” of schemer-dichters (z Gozzano, Guido) maar ging, op zoek naar steeds nieuwe wegen, weldra over tot de Futuristen. In Wereldoorlog I vond hij zijn eigen stijl, gericht op het haast lichamelijk tastbaar maken van zijn eigen indrukken en gevoelstrillingen. Van 1920 af publiceerde hij ook verhalend proza en toneelwerk. Govoni, die meermalen poëzieprijzen won, heeft een uitmuntende anthologie samengesteld: Splendore della poesia italiana (1937).MR H. VAN DEN BERGH
Bibl.: Gedichten: Le fiale (1903); Armonia in grigio ed in silenzio (1903); Fuochi d’artifizio (1905); Poesie elettriche (1911); La neve (1914); Rarefazioni (1915); Inaugurazione della primavera (1915); Poesie scelte (1918); Brindisi alla notte (1924); II quaderno dei sogni e delle stelle (1924); II flauto magico (1932); Canzoni a bocca chiusa (1938); Pellegrino d’amore (1941). Romans: Anche l’ombra è sole (1920); La terra contro il cielo(1921); La strada sull’acqua (1923); La cicala e la formica (1925); II volo d’amore (1926); Novellen: La santa verde (1919); II libro del bambino (1919); Piccolo veleno color di rosa (1921); Bomboniera (1929); La maschera che piange (1930); Mistiizzi (1930); I racconti della ghiandaia (1932); Le rovine del paradiso (1941); Confessioni davanti allo specchio (1942).
Toneel: La caccia all’usignolo (1915); La Madonnina dei pastori (1939); II pane degli angeli (1940).
Lit.: Lionello Fiumi, Corr. G. (1918); P. Pancrazi, Scrittori ital. del Novecento (Bari 1934); E. Solmi, in: Tesoretto (Mil. 1939).
