(1) (oorspronkelijk Quauhtematlan = plaats van de houten huizen; volgens anderen Uhatezmalha = berg, die water uitbraakt), is een van de zes republieken van Centraal-Amerika. Het grenst ten N.W. aan Mexico, ten O. aan Brits Honduras, aan de Golf van Honduras en aan de staten Honduras en San Salvador, beslaat een oppervlakte van 117 675 km2 en telt (1946) 3 706 205 inw.
Het heeft een kustlijn van 113 km aan de Atlantische en van 322 km aan de Grote Oceaan. Ca 2/3 van de oppervlakte, het zuidelijk en het westelijk deel van de republiek is bergachtig, steil afvallende naar de Grote Oceaan, meer geleidelijk naar de Atlantische Oceaan. Van de talrijke vulkanen zijn de Fuego (3835 m) en de Santa Maria (nabij de Quetzaltenango) nog actief. De hoogste twee toppen, nabij de Mexicaanse grens, zijn de Tacana (4063 m) en de Tájumulco (4211 m); verder zijn nog te noemen de Santa Maria (3749 m), de Atitlán (3505 m), Acatenango (3962 m), Agua (3750 m), de Pacaya (2591 m), de Jumay (1810 m) en de Chingo (1783 m).De voornaamste rivieren zijn de Usumacinta die in de Golf van Campeche uitmondt en de Motagua en de bevaarbare Polochic die in de Golf van Honduras uitmonden. De grootste meren zijn het Izabalmeer (lengte 58 km), het meer van Petén (43 km lang), het Atitlánmeer (27 km) en het Amatitldnmeer (14 km).
De kuststreken en het noordelijk deel van de republiek hebben als gevolg van de lage ligging een warm, vochtig klimaat. De gemiddelde temperatuur van dit „tierra caliente” bedraagt ca 27 gr. C.; de warmste maanden zijn Mrt en Apr. De periode van Mei tot Oct. is de regentijd. Het merendeel van de bevolking houdt verblijf in de „tierra templada”, het gebied gelegen tussen 910 en 2440 m, met een gemiddelde temperatuur van 7,5 gr. G. in de maanden Dec. en Jan. en 29 gr. G. in de maanden Mrt en Apr.
Middelen van bestaan.
Landbouw is het voornaamste middel van bestaan. Als gevolg van het reliëf kan men drie zones onderscheiden: a. het kustgebied (tot 600 m) eigent zich vooral voor veeteelt en de verbouw van katoen, maïs, rijst, bananen, rubber en tropische vruchten; b. het gebied tussen 600 en 1800 m, waar suikerriet, koffie en maïs geteeld worden; c. het gebied boven 1800 m, waar tarwe en aardappelen gewonnen worden. Vooral het gebied tussen 300 en 1500 m hoogte aan de Stille Oceaan is zeer vruchtbaar en als gevolg daarvan dicht bevolkt. Een ernstig verschijnsel is de op grote schaal optredende bodemerosie. Het voornaamste gewas is de koffie, die op de berghellingen tussen 450 en 1525 m hoogte geteeld wordt. De koffie (hoofdzakelijk Arabica) maakt 70 pct van de uitvoer uit.
Bananen zijn het tweede uitvoerproduct. Veeteelt is van betekenis aan de Pacifickust; de weiden (potreros) beslaan een oppervlakte van 307 006 ha.
Guatemala bezit een grote houtrijkdom. Het bosareaal is 532 754 ha groot. De provincie Petén levert mahonie- en cederhout. Naast laatstgenoemde soorten worden ook nog grenenhout en chinchonabast geëxporteerd. Zwavel wordt gewonnen op de vulkanen en er is goudwinning aan de kust van de Atlantische Oceaan (vooral bij Las Quebradas). Industrieel is Guatemala weinig ontwikkeld. Er is textiel- en lederindustrie, verder cementfabricage, steen- en pottenbakkerij enz.
Het potentieel aan waterkracht wordt geschat op 1 300 000 pk, maar slechts ca 16 500 pk worden benut.
Ingevoerd werd in 1947 een hoeveelheid van 325 962 m.ton handelsartikelen. Hiervan stamde 75,4 pct (1946: 66,6 pct) uit de V.S. De uitvoer bedroeg 358 074 m.ton; de voornaamste exportproducten zijn koffie, bananen, hout, chicle, goud, huiden en vluchtige oliën, 86,5 pct (1946 idem) van de export trokken de V.S. tot zich.
De voornaamste havens aan de Caribische Zee zijn Puerto Barrios, en Livingston. Aan de Grote Oceaan liggen de havens San José, de tweede haven van Guatemala, tevens badplaats en Champerico.
Verkeerswezen
Het spoorwegnet heeft een lengte van 1160 km en bestaat uit een hoofdlijn van P. Barrios via Guatemala City naar San José met een tak naar Ayutla aan de Mexicaanse grens. De verschillende spoorwijdten maken een doorgaande verbinding onmogelijk. Het landwegennet is gedurende de laatste jaren aanzienlijk uitgebreid en de voornaamste plaatsen zijn thans het gehele jaar door voor het motorrijverkeer bereikbaar. Ook het luchtverkeer neemt snel toe. Regelmatige diensten worden gevlogen tussen Guatemala City, Quetzaltenango, P. Barrios en Coban.
Bevolking
De bevolking bestaat voor ca 54 pct uit Indianen (Indios), die meestal in de grotere plaatsen wonen, hun moedertaal en Spaans spreken en zeer vredelievend zijn. Zij vormen het landbouwend deel en stammen vnl. af van de 21 Mayastammen, die Guatemala in de 16de eeuw bewoonden. De Ladinos (dit zijn de mestiezen) zijn handwerkslieden en kleine kooplieden. De resterende 10 pct blanken, Creolen en Europeanen, zijn vnl. planters. Er zijn 45 000 vreemdelingen, maar immigratie wordt niet aangemoedigd. De voornaamste steden zijn: de hoofdstad Guatemala City (1940: 176 780 inw.), Quetzaltenango (30 125 inw.), Cobán de koffiestad (26 774 inw.) en Zacapa (18 094 inw.) met zwavelbronnen en tabaksteelt.
De bevolking is R.K. De aartsbisschop zetelt in Guatemala City. Sedert 1873 is er vrijheid van godsdienst. Hoewel er leerplicht bestaat is het aantal analphabeten, hoewel afnemende, nog vrij groot. Er zijn polytechnische-, handels- en kunstnijverheidsscholen en een conservatorium. De universiteit van Guatemala (in 1678 gesticht als universiteit San Carlos de Borromeo) werd in 1910 opnieuw ingesteld met 7 faculteiten.
Bestuur
Op 15 Mrt 1945 werd een nieuwe grondwet ingevoerd. De wetgevende macht berust bij een enkelvoudige Kamer (Nationale Vergadering of Congres geheten) bestaande uit afgevaardigden (1 op 50000 inw.) die voor 4 jaar bij directe verkiezing gekozen worden; om de twee jaar treedt de helft af en is niet direct herkiesbaar. De president, die evenmin direct herkiesbaar is, wordt voor 6 jaar gekozen. De republiek is verdeeld in 22 provincies of departementen met aan het hoofd een door de president van de republiek benoemde gouverneur.
Het wapen van de republiek toont in een blauw veld een papierrol met het geschrift: Libertad 15 de Setiembre de 1821. Op de rol zit een quesal (d.i. een pitoreal, of koninklijke vogel), waarachter twee gekruiste geweren en degens; om het geheel is een lauwerkrans geslingerd. De vlag heeft in verticale banen de kleuren blauw, wit, blauw.
H. A. BOMER
Geschiedenis
Guatemala werd het eerst geëxploreerd door Pedro de Alvarado, luitenant van Cortez, in 1522 en na de nederlaag bij Quetzaltenango (1523) geheel aan de Spaanse heerschappij onderworpen. Het vormde een kapiteinschap, waartoe geheel Centraal-Amerika en een deel van Mexico behoorden, onder de vice-koning van Nieuw Spanje (= Mexico) en bleef als Spaanse kolonie tot 1821 bestaan. 15 Sept. 1821 volgde Guatemala de oproerige stem van Mexico en verjoeg de Spaanse bestuurders; het kwam nu onder keizer Iturbide* van Mexico. Maar diens rijk viel reeds in 1823 uiteen en Centraal-Amerika maakte zich autonoom. Deze Unie komt (1838) onder leiding van de conservatief-clericale partij van Guatemala (Rafaël Carrera), waartegenover de liberalen van Honduras en Nicaragua zich stellen. Een heftige strijd, waarin ook een rassenstrijd van Creolen, inboorlingen en Spanjaarden meespeelde, volgde en in 1839 werd de Unie ontbonden: 17 Apr. van dat jaar werd de republiek Guatemala uitgeroepen. Drie jaar later werd de voorstander der centralisatie, president Francisco Morazan, verslagen en gedood.
Een poging om een nieuwe bond te stichten (1845) onder leiding van de conservatieven van Guatemala mislukte in 1850 en nieuwe strijd brak uit. Carrera versloeg in 1851 de Federalisten opnieuw bij La Arada, hij werd president, kondigde een nieuwe grondwet af en dreef in 1854 zijn levenslange benoeming door. Ook hij beproefde aan Guatemala de leiding te geven, wat hem tijdelijk gelukte: San Salvador werd onderworpen en Nicaragua en Costa Rica werden althans onder zijn invloed gesteld. In Nicaragua had de Noordamerikaanse William Walker de dictatuur weten te bemachtigen maar hij werd verslagen en gedood (1856). Daarmee was echter een nieuw element in Centraal-Amerika opgetreden: de V.S., die politiek en later vooral financieel ook Guatemala van zich afhankelijk wilden maken. Tijdens de strijd der Fransen in Mexico wist Carrera Guatemala’s macht nog uit te breiden, maar 15 Apr. 1865 stierf hij.
Opnieuw brak burgeroorlog uit in het land, waarin het liberalisme ten slotte won: in 1871 werden de Jezuieten uit Guatemala verbannen. Tegelijkertijd werd een nieuwe poging gedaan tot herstel van de bond van Centraal-Amerika, nu door de liberale leider Justo Rufino Bárrios (gest. 1885), maar ook dit mislukte (1876) evenals alle pogingen daarna nog hiertoe aangewend. Een andere belangrijke persoon uit de geschiedenis van Guatemala was Manuel Estrada Cabrera, die van 1898-1920 de presidentszetel innam en vrijwel als een dictator regeerde. Hij bracht veel verbeteringen aan, o.a. in het onderwijs en door de aanleg van spoorwegen. Zijn grote macht wekte echter vele oproeren, o.a. in 1907, toen de vroegere president Manuel Bárrios met succes een inval in het land deed. Aan deze strijd kwam een einde door bemiddeling der V.S., die daardoor opnieuw hun voogdij over deze streken versterkten: Guatemala was gedwongen met de nabuurstaten verdragen te sluiten, waarbij zij zich verplichtten tot arbitrage onder leiding van de V.S.
In 1920 wonnen de Unionisten wederom: Carlos Herrera werd president en in 1921 kwam een nieuw verbond tot stand. Maar reeds in hetzelfde jaar moest Herrera wijken voor de liberale generaal José Maria Orellana, die tot zijn dood (1926) president bleef en krachtig bijgedragen heeft tot het herstel en de handhaving van de rust in het land, wat voortgezet werd door zijn opvolger, generaal Lázaro Chacón. Deze werd echter in 1930 door een staatsgreep verdreven en vanaf Febr. 1931 was generaal Jorge Ubico president. Het werd een lange dictatuur, gepaard met gunstige hervormingen op economisch en administratief gebied. In 1941 verklaarde Guatemala de oorlog aan de asmogendheden. In Juli 1944 werd echter door generaal Frederico Ponce een einde gemaakt aan het regime van Ubico.
Doch ook Ponce wist zich niet te handhaven en hij werd opgevolgd in Dec. 1944 door Juan José Arévalo. Deze deed in Sept. 1945 aanspraken gelden op de Britse kolonie Honduras, waarop Engeland op 14 Jan. 1946 voorstelde deze aangelegenheid voor te leggen aan het Internationale Hof van Justitie. In Febr. 1948 sloot Guatemala zijn grens met Brits Honduras, waardoor deze kolonie in de uitvoer van vis en hout getroffen werd.
Lit.: E. Fergusson, Guatemala (New York 1937); Gh. L. Jones, Guatemala, Past and Present (Minneapolis 1940); V. Kelsey and L. de J. Osborn, Four Keys to Guatemala (Rev. ed., New York 1943); H.
Key, Kaffee, Zucker und Bananen: Eine Reise nach Guatemala (München 1929); F. J. Lentz, Aus dem Hochland der Maya (Stuttgart 1930); J. Munoz and A. B. Ward, Guatemala, Ancient and Modem (New York 1940); F.
Temer, Zur Geographie der Republik G. (Hamburg 1936); F. W. Mac Bryde, Cultural and hist. geography of S. W. Guatamala (1947); M. P. Holleron, Church and State in G. (New York 1949).
Letterkunde.
Het kleine landje heeft na zijn onafhankelijkheidsverklaring geen eigen literatuur kunnen scheppen, maar wel enkele belangrijke schrijvers en dichters voortgebracht. De eerste was wel Antonio José de Irisarri (1786-1868), die bijna zijn gehele leven buiten zijn geboorteland heeft doorgebracht. Hij heeft Chili, waar hij lang gewoond heeft als gezant, zowel in Parijs als in Lima vertegenwoordigd, heeft heel Amerika bereisd en is ten slotte vertegenwoordiger van zijn geboorteland geweest (1855) in de V.S. In 1820 richtte hij het tijdschrift El censor americano op en leidde dit in Londen. Zijn poëzie is bijeengebracht in de bundel Poesias satíricas y novelescas, zijn taalkundige studiën in Cuestiones filológicas. In die zelfde tijd schreef José de Batres y Montúfar (1809-1844), bekend geworden door zijn drie in verzen geschreven humoristische vertellingen, Tradiciones de Guatemala genaamd. Juan Diéguez (1822-1882) was een romanticus, die vooral de natuur van het middenamerikaanse tropische landschap bezongen heeft. Zijn voornaamste gedichten zijn Oda a la independencia en La garza (De reiger).
Een zeer vruchtbaar schrijver was José Milla (1822-1882), die onder pseudoniem Salome Gil verscheidene historische romans geschreven heeft, soms wel in dichtmaat. In de zestiger jaren heeft een Spanjaard Francisco Velarde in Guatemala een school geleid en op de jongeren grote invloed uitgeoefend. Velarde was een romantisch dichter in de trant van Zorrilla*. Enrique Gómez Carrillo heeft zijn carrière buiten zijn geboorteland gemaakt.
De 20ste eeuw heeft een belangrijk schrijver opgeleverd, wiens werken ook in vertaling in Europa bekend geworden zijn, nl. Rafael Arévalo Martínez, thans directeur van de Biblioteca National in zijn land, geboren in 1884. De ziekelijke man heeft vergeestelijkte mystische gedichten geschreven, brandend van Katholiek geloof, als Maya (1911), Los atormentados (1914), talrijke novellen en verhalen, en enige romans, w.o. de bekendste is El hombre que parecía un caballo, talrijke malen herdrukt, het laatst Madrid 1931.
In de laatste tijd hebben bekendheid gekregen de novellenschrijver Flavio Herrera (1892) (zijn bekendste bundel is La lente opaca) en Miguel Angel Asturias, schrijver o.a. van de folkloristisch belangrijke Leyendas de Guatemala, die in het Frans vertaald werden door Francis de Miomandre.
PROF. MR DR J. A. VAN PRAAG
Nederland-Guatemala.
Nederland onderhoudt met Guatemala diplomatieke en consulaire betrekkingen. De hoofden van de wederzijdse diplomatieke posten hebben de rang van buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister. De Nederlandse gezant te Guatemala is tevens bij de regeringen van Costa-Rica, Honduras, Nicaragua, Panama en El Salvador geaccrediteerd. Nederland heeft een consulaat te Guatemala. De regering van Guatemala heeft consulaten gevestigd te Amsterdam, Rotterdam, Willemstad en op Aruba.
MR L. V. LEDEBOER
(2) hoofdstad van de gelijknamige republiek, ook Santiago de Guatemala of Guatemala la Nueva genoemd, is de zetel van de regering, van de aartsbisschop en van het hoogste gerechtshof. Het ligt op 14o 40' N.Br. en 90° 30' W.L. v. Gr. op 1480 m boven zee en telt (1946) 225 553 inw., meest Ladinos (mestiezen). Merkwaardig zijn de kathedraal, het aartsbisschoppelijk paleis, het aartsbisschoppelijk college, de Rekenkamer, de Munt enz. Daarenboven heeft men er kerken en kloosters, uit de Spaanse tijd stammende (zoals de Cerro del Carmen, La Merced en Santo Domingo), een universiteitsgebouw en het Drieeenheidscollege. De stad bezit onderscheiden rijke handelshuizen en de inrichtingen van onderwijs aldaar behoren tot de vooraanstaande van Midden-Amerika; de universiteit San Carlos de Borromeo werd reeds in 1678 gesticht.
De tegenwoordige stad is reeds de derde van die naam. De eerste, in 1524 door Pedro de Alvaroda gesticht, werd in 1541 door een wateruitstorting van de Volcán del Agua bijna geheel verwoest. Een andere, in 1542 10 km van de oude aan de Rio Pensativo opgetrokken, werd in 1773 (en in 1874) door aardbevingen verwoest. Zij was een van de grootste en fraaiste steden van Amerika. De huidige stad werd in 1776 43 km verder oostelijk gesticht, doch in 1918 op haar beurt verwoest en in 1926 weder opgebouwd.