Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

GROESBEEK

betekenis & definitie

is een gemeente in Gelderland, ten Z.O. van Nijmegen, 4392 ha groot, met (1950) 12 059 inw., v.w. 92 pct R.K., 7 pct Prot. en 1 pct z. kerk. gez. De heuvelachtige bodem (Nederrijkswoud) bestaat uit zand, is voor een groot deel met bos bedekt en voor het overige (ca 50 pct) als bouw- en weiland in gebruik of door heide ingenomen.

Het dorp Groesbeek, aan de spoorlijn Nijmegen - Kleef, in een dal gelegen, telt (1950) 9654 inw., het tot Groesbeek behorende gedeelte van Berg en Dal 1342 inw.; de Heilige-LandStichting, incl. de Ploeg met omgeving en Dekkerswald 1063 inw. Bekend zijn de landgoederen Wolfsberg en Inginaheuvel, het R.K. sanatorium „Dekkerswald” en de Ned. Centrale P. H. (een instelling voor alleenstaande personen, die niet in staat zijn zichzelf te handhaven). Er is een oorlogskerkhof, waar 2500 Canadezen zijn begraven. Verder is er gevestigd het R.K. boerencentrum „Ons Erf”.

Een natuurmonument is het 600 ha grote Staatsbos, gelegen in het westelijk deel van Groesbeek, behorende tot de Groesbeekse bossen, die 1300 ha groot zijn. In het Z.O. deel van Groesbeek bevindt zich het natuurreservaat „De Bruuk” (60 ha), waar o.m. de wilde orchidee bloeit. De Heilige-Land-Stichting bezit een bijbels openluchtmuseum. Er is een bloemkwekerij, metaal- en meubelindustrie en industrie voor leder, schoenen en schoenfournituren. De bosbessenpluk vormt voor velen een aanzienlijke bron van inkomsten.

< >