Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

GREGORIUS VAN TOURS

betekenis & definitie

Heilige of Gregorius Turonensis, Frankisch geschiedschrijver (Clermont-Ferrand 30 Nov. 538 17 Nov. 594), heette eigenlijk Georgius Florentinus, stamde uit een senatorenfamilie, kreeg daar zijn opvoeding van zijn oom de H. Gallus, bisschop van Auvergne en van de priester Avitus, werd in 573 bisschop van Tours, waar ook de H.

Martinus bisschop was geweest. Tours was het religieuze centrum van Gallië in die dagen, en daardoor werd ook Gregorius één der invloedrijkste mannen van het Merovingische rijk. Hij bouwde een basiliek boven het graf van de H. Martinus.

Hij is vooral belangrijk door zijn geschriften. Zijn omvangrijk oeuvre, dat bijna volledig bewaard is, omvat Mirakelverhalen, Heiligenlevens, een commentaar op de psalmen (het enige verloren werk), maar zijn hoofdwerk is de Historia Francorum in 10 boeken, verreweg de rijkste bron voor de Merovingische geschiedenis. Belangrijk zijn vooral de boeken V-X, over de jaren 575-591, die geheel berusten op persoonlijke ervaringen en waarnemingen of op mededelingen van ooren ooggetuigen. Minder bruikbaar zijn de boeken I-IV, die o.m. de vroegere geschiedenis der Franken behandelen en teruggaan op mondelinge overlevering en enkele geschreven bronnen.

Alleen voor het laatste gedeelte van boek IV heeft Gregorius reeds uit eigen herinnering kunnen putten. Feest 17 Nov.Bibl.: Uitgaven van de Miracula et opera minora door B. Krusch (Mon. Germ. Hist., scriptores rer.

Meroving. I, 1885), van de Historia Francorum door W. Arndt (ibid., 1884) en door R. Poupardin (Coll. de textes etc.

XLVII, 1913). Duitse vert. door W. v. Giesebrecht (3 dln, 4de dr. door S. Hellmann: Die Geschichtschreiber der deutschen Vorzeit VIII en IX 1-2, 1911— 13); Eng. vert. door O.

M. Dalton (2 dln, 1927).

Lit.: M. Bonnet, Le latin de Grégoire de Tours (1890); De inleidingen van Von Giesebrecht en van Dalton (zonder bibl.); G. Kurth, Hist. poétique des Mérovingiens (2 dln, 1893); S. Hellmann, Studiën zur mittelalterl.

Geschichtschreibung: Gregor. von Tours (Hist. Zeitschr. CVII, 1911); G. Kurth, Etudes franques (2 dln, 1919).

< >