naam van 16 pausen.
Gregorius I of de Grote, Heilige, kerk-leraar (ca 540 12 Mrt 604; paus van 590-604), werd in 572 Romeins stadspraefect. Door de dood van zijn vader, de senator Gordianus, in het bezit van een groot vermogen gekomen, stichtte hij 6 Benedictijnerkloosters op Sicilië en een te Rome, op de Caeliusberg, waar hij zelf zijn intrek nam. In 577 werd hij diaken en in 579 apocrisiarius (pauselijk gezant) te Constantinopel. In 586 teruggekeerd, werd hij abt van zijn klooster en in 590 tot paus gekozen.
Met energie en diplomatiek beleid herstelde hij de Kerk, die volgens hem een door stormen toegetakeld schip was geworden, en trachtte hij haar veilig door de overgangsperiode te loodsen. Wat de Langobarden na hun invallen nog van het Patrimonium Petri hadden overgelaten, plaatste hij op een stevige economische basis, zodat de inkomsten ruimer toevloeiden en heel wat armoede gelenigd kon worden. Hij verstevigde door zijn optreden en geschriften de verslapte kerkelijke tucht en maakte zich verdienstelijk voor de eredienst en de kerkzang. Ook naar buiten trachtte hij de invloed der Kerk te verhogen.
Tot dat doel ijverde hij voor de bekering van Corsica, van de Ariaanse West-Goten in Spanje, van de Langobarden, wier aftocht hij in 593 afkocht en wier kerstening hij door de invloed van Theodelinde, een katholiek Beierse prinses en echtgenote van koning Autharis, nastreefde. Verder onderhield hij goede relaties met de Franken door de regentes Brunhilde en zond hij 49 Benedictijnen, onder leiding van Augustinus, als missionarissen naar Engeland. In het O. oogstte hij minder succes, omdat de patriarch van Constantinopel door zijn aanmatigende houding blijk gaf de paus van Rome op de achtergrond te willen dringen, waartegen Gregorius, die zich „dienaar der dienaren Gods” noemde, zich met alle kracht verzette. Zijn feestdag is 12 Mrt (zie ook Gregoriaanse muziek).
Bibl.: Liber regulae pastoralis, waarin hij de zieleherder op zijn plichten wijst; Expositio in Job seu Moralia; 22 homiliën over Ezechiël en 40 homiliën over de evangeliën; Dialogorum de vita et miraculis patrum Italicorum et de etemitate animae libri IV: populaire heiligenlevens met vele wonderverhalen, o.a. het leven v. Benedictus v. Nursia. Verder het Sacramentarium Gregorianum en een Antiphonarium.
De beste uitgaaf van zijn werken is die der Maurini (4 dln, 1705). Daarna volgt Migne, Patrologia Latina 75-79
Lit.: G. Wolfsgruber, Gregorius der Grosse (Ravensburg 1897); P. Batiffol, Saint Grégoire le Grand (Paris 1928); J. Boutey, Le pastoral de S.
Gr. le Gr. (Paris 1928); E. Caspar, Gesch. des Papsttums II (1933), blz. 306-514.
Gregorius II, Heilige (Rome 669 11 Febr. 731), versterkte als paus (715-731) de Romeinse suprematie en verzette zich krachtig tegen het verbod van Leo III de Isauriër inzake de beeldenverering. De Langobardenkoning Liutprand wist hij af te brengen van zijn plan, om Rome in te nemen. Hij wijdde de H.
Bonifacius tot bisschop en bevorderde krachtig zijn apostolaat in Duitsland. Hij herstelde het door de Langobarden verwoeste klooster Monte-Cassino en verscherpte de kerkelijke tucht. Onder zijn bestuur ontstond de Liber diurnus romanorum pontificum. Zijn feestdag is 13 Febr.
Lit.: Dahmen, Das Pontifikat Gregors II (1886).
Gregorius III, Heilige, volgde als paus (731 — 741) de politiek van zijn voorganger, al was hij zelf van Oosterse afkomst (Syriër). Op een synode te Rome (732) keurde hij de beeldenverering goed. Bij Karel Martel zocht hij, doch zonder veel baat, hulp tegen de Langobarden. Aan Bonifacius zond hij het pallium en hij benoemde hem tot aartsbisschop en primaat van Duitsland.
Zijn feestdag is 28 Nov.
Gregorius IV (paus van 827 -25 Jan. 844), speelde een rol in de strijd tussen Lodewijk de Vrome en diens zoons, erkende het door dezen opgerichte aartsbisdom Hamburg en benoemde Ansgarius tot pauselijk vicaris voor het Noorden en het Oosten.
Gregorius V (paus van 996-999), vroeger Bruno van Karinthië, neef van koning Otto III, was een aanhanger van de richting van Cluriy. Hij beval de Franse koning Robert van de met hem verwante Bertha te scheiden. Werd einde 996 door Johannes Crescentius II uit Rome verdreven, maar door keizer Otto III naar Rome teruggebracht. Hij overleed, 27 jaar oud, 18 Febr. 999 aan malaria.
Gregorius VI, tegenpaus van Benedictus VIII, in 1012 door de Crescentiërs op de Heilige Stoel geplaatst, moest voor zijn tegenstander naar Duitsland vluchten.
Gregorius VI, vroeger Johannes Gratia-nus, bewoog door geld de onwaardige paus Benedictus IX zijn waardigheid neer te leggen en werd toen zelf paus (1045-1046). Daar echter de partij van de graven van Tusculum Sylvester III als tegenpaus koos en Benedictus IX zijn waardigheid hernam en dus de Kerk drie pausen had, verklaarde de synode van Sutri (1046) hen alle drie vervallen. Gregorius werd door keizer Hendrik III naar Duitsland uitgewezen ter voorkoming van een nieuw schisma en overleed in 1047 te Keulen.
Gregorius VII, Heilige (1021 Salerno 25 Mei 1085; paus van 22 Apr. 1073- 1085), eerst Hildebrand geheten, is een der grootste pausen uit de Christelijke middeleeuwen. Te Soano in Toscane geboren, vermoedelijk uit arme ouders (volgens een andere opvatting stamt hij uit een aanzienlijk Romeins geslacht), ontving hij zijn geestelijke vorming bij de Benedictijnen op de Aventijn te Rome. Paus Gregorius VI, die hem nog als leerling gekend had, benoemde hem tot zijn secretaris en behield hem bij zich, toen hij kort daarop de wijk moest nemen naar Duitsland. Na zijn dood, in 1047, wilde Hildebrand als eenvoudige monnik gaan leven in het beroemde Cluny, doch de nieuwe candidaat voor de pauselijke zetel, Leo IX, nam hem in 1049 mede naar Rome, wijdde hem tot subdiaken en droeg hem het beheer op der tijdelijke goederen.
Hildebrand genoot ook het volle vertrouwen der verdere opvolgers: Victor II, Stephanus IX, Nicolaas II en Alexander II. Onder deze voorlaatste paus werd hij aartsdiaken der kerk van Rome. Terwijl hij, in 1073, met deze waardigheid bekleed, de lijkplechtigheden van Alexander II in de Lateraanse basiliek leidde, juichten plotseling clerus en volk hem toe met de roep: „Hildebrand paus!” Toen ook de kardinalen daarmede instemden, meende hij het pausschap te moeten aanvaarden en ontving hij de priesteren bisschopswijding. Zijn eerste zorg was om met meer kracht door te zetten, wat op het Lateraans concilie van 1059 beslist was.
Daarom riep hij op de eerste Zondag van Quadragesima 1074 een synode bijeen, waar o.a. het volgende bepaald werd: „Wie voor geld een wijding of kerkelijke bediening heeft ontvangen, heeft daarop geen recht. In het vervolg mag niemand op straffe van excommunicatie een kerkelijk ambt kopen of verkopen. In ontucht levende geestelijken mogen aan het altaar geen functie uitoefenen.” Gregorius stuurde legaten naar Frankrijk en Duitsland om bisschoppen en priesters te dwingen zijn verordeningen in acht te nemen, doch zelfs de zwaarste bedreigingen haalden niet veel uit. Toen besloot hij met alle kracht de lekeninvestituur te verbieden, want terecht zag hij daarin het grote middel om een clerus te bekomen, die hem gewilliger zou zijn.
Zo kwam hij in botsing met de jeugdige Roomse koning Hendrik IV, die in deze pauselijke maatregel wel een groot nadeel moest zien voor zijn wereldlijk gezag. De Duitse bisschoppen bezaten immers uitgestrekte goederen en het kon voor hem niet onverschillig zijn, of zij in dat opzicht van hem al of niet onafhankelijk waren. Hij waagde het Gregorius voor afgezet te verklaren, doch de paus beantwoordde dit in 1076 met de banvloek en ontbond zijn onderdanen van de eed van trouw. Werkelijk meenden toen velen, dat de paus dit kon, daar men hem als een soort scheidsrechter beschouwde bij twisten, waarbij geen beroep op een hogere instantie kon worden gedaan.
Hendrik IV zag de ernst van zijn toestand in. Na een jaar in de ban te zijn geweest zou de definitieve vervallenverklaring van de troon volgen. Hij slaagde er in als boeteling op de burcht van markgravin Mathilde te Canossa toegang tot de paus te verkrijgen en hem door haar bemiddeling tot opheffing van de ban te bewegen. Gregorius wekte door dit besluit de ontevredenheid van de meeste Duitse vorsten, die nu overgingen tot de keuze van de tegenkoning Rudolf van Zwaben.
Hendrik profiteerde van deze verdeeldheid en bleef de paus tegenwerken, die daarin aanleiding vond hem op de vastensynode van 2 Mrt 1080 opnieuw te excommuniceren en de keuze van Rudolf te bekrachtigen. Deze tweede excommunicatie maakte vanzelfsprekend na Hendrik’s rehabilitatie heel wat minder indruk en het gevolg was, dat vele Duitse bisschoppen zich aan diens zijde schaarden. Deze partij zette Gregorius zelfs op 25 Juni 1080 te Brixen af en koos Clemens III tot tegenpaus. Rudolf sneuvelde 15 Oct. 1080 en Hendrik, die de handen nu vrij had, trok naar Rome.
Na een tweejarige belegering rukte Hendrik 21 Mrt 1084 Rome binnen en liet zich door de tegenpaus Clemens III in de St Pieter tot keizer kronen. Wel kwamen de Noormannen, onder Robert Guiscard, Gregorius te hulp, maar zij plunderden de stad al even erg als de vijanden, waarop de paus het raadzamer achtte naar Salerno uit te wijken. Hier stierf hij en werd in de kathedraal begraven, waar hij sinds eeuwen vereerd wordt. Men zegt dat zijn laatste woorden waren: „Dilexi justitiam et odi iniquitatem, propterea morior in exilio” (Ik heb de gerechtigheid liefgehad en het onrecht gehaat; daarom sterf ik in ballingschap).
Zijn feestdag is 25 Mei.
Lil.: W. Martens, Gregor VII., sein Leben und Wirken (3 dln, 1894); C. Mirbt, Die Publizistik im Zeitalter Gr. VII. (1894; nog fundamenteel); J.
Haller, Gr. VII. und Innozenz III. (in: E. Marcks en K. A. v.
Muller, Meister der Politik I, 1922); A. Fliche, La réforme grégorienne (3 dln, 1924-1937; inz. dl II); E. Voosen, Papauté et pouvoircivil è Pépoque de Grégoire VII (1927); W. Wühr, Studiën zu Gr.
VII. Kirchenreform und Weltpolitik (1930); A. J. Macdonald, Hildebrand (1932); J.
P. Whitney, Hildebrandine essays (1932); H. X. Arguillière, St Grég.
VII (1934); Idem, L’Augustinisme politique (1934); G. B. Borino (red.), Studi Gregoriani perlastoria di Gregoïio VII e della riforma gregoriana (3 dln, 1947-1948); A. Gwyn S.J., Gregory VII as modern scholars see him,in Studies (Dublin), dl 39 (1950), E.
Gaspar, G. VII in seinen Briefen (in Hist. Zeitschr. 1924).
Gregorius VIII, vroeger Mauritius Bur-dinus, aartsbisschop van Braga (gest. 1125), werd op aansporing van keizer Hendrik V 8 Mrt 1118 als tegenpaus van Gelasius II gekozen, tegenover wie hij zich staande kon houden. De opvolger van Gelasius, Calixtus II, nam hem echter te Sutri gevangen.
Gregorius VIII (paus van Oct. 17 Dec. 1187), een Benedictijn, trachtte een strengere kerkelijke tucht in te voeren en spoorde tot de 3de Kruistocht aan.
Lit.: Klemann, Papst G. VIII (1913).
Gregorius IX, vroeger Ugolino, graaf van Segni, uit Anagni, sedert 1199 kardinaal-bisschop van Ostia, neef van Innocentius III, werd 80 jaar oud paus (1227-1241). Hij deed alles om de denkbeelden van Gregorius VII en Innocentius III te verwezenlijken. Als kardinaal had hij Frederik 11 te Aken gekroond en deze tot de belofte van een Kruistocht overgehaald. Daar Frederik talmde, eiste hij drie dagen na zijn wijding reeds de vervulling.
Frederik scheepte zich in 1227 te Brindisi in, doch keerde na drie dagen wegens het uitbreken der pest terug. Gregorius, die dit slechts een voorwendsel achtte, deed Frederik in de ban (29 Sept. 1227). De Ghibellijnen verwekten te Rome een opstand, zodat de paus naar Viterbo, later naar Perugia moest vluchten. Hoewel in de ban, ondernam Frederik 28 Juni 1228 opnieuw de Kruistocht en sloot reeds in Febr. met sultan Kamel van Egypte een voor de Christenen niet ongunstig verdrag.
Vertoornd over het feit, dat Frederik zulks gedaan had, hitste Gregorius de Lombardische steden op en trachtte Beneden-Italië te veroveren. Frederik versloeg na zijn terugkeer dadelijk de pauselijke legers en dwong Gregorius tot de vrede van San Germano (1230), waarbij hij van de ban ontslagen werd. Toen echter Frederik de Lombardische steden hard behandelde en Sardinië, waarop Gregorius als pauselijk leen aanspraak maakte, aan zijn zoon Enzio gaf, deed de paus hem weer in de ban (1239). Frederik echter veroverde Rome, waar Gregorius 21 Aug. 1241 overleed.
Gregorius heeft de inquisitierechtbanken ingevoerd en daarmede de Dominicanen belast (1232). Door Raymundus van Penafort liet hij uit de beslissingen der pausen de vijf boeken der decretalen (Liber extra Decretum of Decretales Gregorii) samenstellen.
Lit.: J. Feiten, Papst Greg. IX. (Freiburg 1886); E. Brem, P.
Greg. IX. bis zum Beginn seines Pontifikats (Heidelberg 1911).
Gregorius X, Heilige (Piacenza 1210 -Arezzo 10 Jan. 1276). Zijn geboortenaam is Theobaldus Visconti; hij was aartsdiaken te Luik en werd, hoewel priester noch kardinaal en ver van Rome, 1 Sept. 1271 tot paus gekozen, nadat de pauselijke zetel drie jaar onbezet was gebleven. Gedurende zijn korte regering heeft hij getracht grote plannen uit te voeren. In 1274 riep hij te Lyon het XlVde algemeen Concilie bijeen om een nieuwe kruistocht te doen beginnen (die echter niet doorging), om de Grieken wederom met Rome te verenigen (gelukte tijdelijk), en nodige hervormingen door te zetten.
Door het decreet Ubi periculum maakte hij de pauskeuze „in conclave” verplicht. Het werd enkele jaren later door paus Johannes XXI weer ongedaan gemaakt. Ook maakte hij een einde aan het „interregnum” voor het Heilig Duitse rijk door Rudolf van Habsburg tot Rooms koning „regem Romanorum” uit te roepen. Feest 28 Jan. en 4 Febr.
Lit.: Zieterer, G. X. und Rud. v. Habsburg (1891); Guiraud, Les registres de Grégoire X (1892-1898).
Gregorius XI (diocees Limoges 1329 Rome 27 Mrt 1378), paus van 1370-1378, vroeger Pierre Roger uit het geslacht der graven van Beaufort, en kardinaal-diaken van Santa Maria Nuova, keerde op aansporing van de Heilige Birgitta en de Heilige Catharina van Siena in 1377 van Avignon naar Rome terug. Ook zijn pogingen tot een nieuwe Kruistocht en een verbinding met de Griekse Kerk hadden geen succes. Hij veroordeelde in 1373 19 stellingen uit de leer van Wyclif.
Lit.: Mollat, Les papes d’Avignon (1912).
Gregorius XII (paus van 1406-1415), vroe-ger Angelo Corrario (Venetië ca 1327 Recanati 18 Oct. 1417), kon met Benedictus XIII niet tot overeenstemming komen omtrent het bijleggen van het schisma. Het concilie van Pisa zette hem 5 Juni 1409 af, maar eerst het concilie te Konstanz kon hem er toe bewegen zijn ambt neer te leggen (4 Juli 1415), waarop hij kardinaal-bisschop van Oporto en permanent legaat der mark Ancona werd.
Gregorius XIII (paus van 1572-1585), vroeger Ugo Buoncompagni (Bologna 1 Jan. 1502 Rome 10 Apr. 1585), werkte met grote ijver voor de restauratie van het Katholicisme overeenkomstig de decreten van het Concilie van Trente en voor de hereniging met de Griekse Kerk.
In het belang der Katholieke reformatie stichtte hij talrijke opvoedingsgestichten, ondersteunde het Collegium romanum en germanicum te Rome.
Ter herinnering aan de Bartholomaeusnacht liet hij, al te voortvarend, gedenkpenningen slaan.
Aan hem danken wij de invoering van de verbeterde, zgn. Gregoriaanse kalender door een bul van 24 Febr. 1582 en een verbeterde uitgave van het Corpus juris canonici (4 dln, 1582). Hij was een beschermer van kunst en wetenschappen.
Lit.: Pastor, Gesch. der Päpste (IX, 1-4 1923).
Gregorius XIV (paus van 1590-1591), vroeger Nicolo Sfondrato (Milaan 11 Febr. 1535 Rome 15 Oct. 1591), ondersteunde in de oorlogen van Hendrik IV van Frankrijk de Spaans-liguïs-tische partij tegen deze.
Lit.: Pastor, Gesch. der Papste (X, 17; 1926, p. 531-573); Facini, II pontificato di Gregorio XIV (1911).
Gregorius XV (paus van 1621-1623), vroeger Alessandro Ludovisi (Bologna 9 Jan. 1554 - Rome 8 Juli 1623), stelde door de bullen Aeterni Patris (1621) en Decet Romanum Pontificem de thans nog gebruikelijke wijze van verkiezing van pausen in, stichtte de Propaganda in haar tegenwoordige vorm, kreeg van Maximiliaan van Beieren de Heidelbergse bibliotheek ten geschenke en ondersteunde de contra-reformatie in Oostenrijk en Beieren. Canonisatie van Ignatius v. Loyola, de Spaanse Theresia, Franciscus Xaverius en Philippus Neri.
Lit.: Pastor, Gesch. der Papste (XIII, i, 1'7, 1928, p. 27-224).
Gregorius XVI (paus van 1831-1846) (Bel-luno, Venetië, 18 Sept. 1765 1 Juni 1846), vroeger Bartolommeo Alberto Capellari, trad in de orde der Camaldulensen, werd in 1823 algemeen overste van zijn orde, in 1826 kardinaal en prefect van de Propaganda. Gedurende geheel zijn pontificaat had hij te strijden met onlusten in de kerkelijke staat; meermalen riep hij zelfs de militaire hulp van Oostenrijk in; wanbeheer en stijgende staatsschulden deden de ontevredenheid, die nog aangewakkerd werd door de woelingen van het jong „Italië”, aldoor groeien. Als opperhoofd der Kerk regeerde hij met kracht; hij steunde de aartsbisschop van Keulen in zijn strijd tegen de Pruisische regering in zake de gemengde huwelijken, trad bij Nicolaas I tussen beide ten gunste van de onderdrukte Katholieken, veroordeelde Lamennais (1834), Hermes (1835) en Bautain (1840). In de stad Rome trad hij op als beschermer der kunsten, richtte o.a. het Egyptisch, het Etruskisch en het Christelijk museum op.
Hij stichtte de Gregoriusorde en schreef reeds als pater Mauro het boek II trionfo della S. Sede.
Lit.: Ch. Sylvain, Grég. XVI et son pontificat (Paris 1890); F. Xav.
Seppelt-K. Löffler, De Gesch. der Pausen (Maastricht 1939, P556-572, vertal. v. Juffermans); Acta Gregorii Papae XVI, hrsg. v. A.
M. Bernasconi (4 dln, Rome 1901-1904); H. Bastgen, Forschungen u. Quellen zur kirchl.
Politik G. XVI (1929).