Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

GREGORIAANSE MUZIEK

betekenis & definitie

(Gregoriaans). Hieronder verstaat men in engere zin de officiële liturgische katholieke kerkmuziek of de officiële muziek van de Romeinse liturgie, zoals zij sinds de middeleeuwen tot op heden als zodanig door het gezag van de Kath.

Kerk wordt verbreid; in ruimere zin: de liturgische gezangen in het algemeen, welke volgens die stijl zijn gecomponeerd. Hiertoe behoren a) volledige liturgische zangrepertoires van andere liturgieën dan de Romeinse, bijv. van de Milanese liturgie;

b) bepaalde gezangen, welke voor plaatselijk, voor diocesaan gebruik of voor bepaalde religieuze orden of congregaties als aanvulling of vervanging van gezangen der Romeinse liturgie zijn toegestaan.

De Gregoriaanse muziek van de Romeinse liturgie is te verdelen in die van de mis, het Graduale, en die van het officie, het Antiphonale. De gezangen van het Graduale zijn de belangrijkste en het meest kenmerkend voor het Gregoriaans. In verhouding tot de gezangen van het officie werden de gezangen van het Graduale aanmerkelijk vroeger door de pausen als de Romeinse liturgische kerkmuziek gepropageerd d.i. sinds de 8ste eeuw; aan deze gezangencyclus werd in de loop der eeuwen door het instellen van nieuwe feesten geleidelijk een kleiner deel toegevoegd. Deze gezangencyclus is hoogstwaarschijnlijk in het midden der 7de eeuw in de zangkloosters van Rome, die de pauselijke kerkdiensten opluisterden, gecomponeerd.

Het is het resultaat van een langdurige liturgische en kerkmuzikale evolutie, waarin Gregorius de Grote (gest. 604), naar wie deze muziek is genoemd, een zeer belangrijk aandeel had. Hij ordende de misteksten, gaf voorschriften aangaande de kerkelijke rang der solisten, het zingen van het Alleluia in de mis en hij reorganiseerde de pauselijke zangschool, welke sinds de 8ste eeuw Schola Cantorum wordt genoemd. Het is vrijwel zeker, dat van enkele gezangen van het Romeinse misrepertoire hij, indien niet ook de componist, dan toch de samensteller van de tekst is geweest. Dat de bovengenoemde misgezangen der Romeinse liturgie sinds de 8ste eeuw als het werk van Gregorius werden verbreid, is waarschijnlijk een gevolg van de strijd tussen de Ierse en Angelsaksische kerk, welke laatste zich voor de autorisatie van haar gewoonten beroept op de grondlegger dezer kerk, Gregorius de Grote.

Deze gedachte zou dan zijn overgenomen bij de uniformering der liturgie door Karel de Grote en Alcuinus, en door Rome zijn aanvaard. De uitdrukking Gregoriaanse zang wordt het eerst gebruikt door paus Leo IV (847-855).

De stijl van de Gregoriaanse muziek kenmerkt zich door: eenstemmigheid (zonder begeleiding), het als regel gebonden zijn aan diatoniek, aan de modaliteit van de kerktonen en aan een vrij rhythme.

Lit.: P. Wagner, Einführung in die gregorianischen Melodien (I3 1911, II2 1912, III 1921); P. Ferretti, Esthétique grégorienne (1938); D. Johner, Wort u.

Ton im Choral (1940); J. Smits van Waesberghe, Gregoriaanse muziek (1943); J. A. Bank, Gesch. v. d.

Kath. Kerkmuziek (1947).

< >