Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

GRACCHUS

betekenis & definitie

is de naam van twee broeders, Tiberius en Gajus Sempronius, die door hun wetten (Leges Semproniae) belangrijke hervormingen poogden tot stand te brengen in de Oudromeinse staat en daardoor de eerste aanleiding gaven tot de strijd tussen de Optimates (aanzienlijken) en de Populares (volkspartij), die een eeuw later de ondergang der republiek tot gevolg had. Zij behoorden tot het plebejisch geslacht der Sempronii.

Hun vader, Tiberius Sempronius Gracchus, die tweemaal consul was en eenmaal censor, stierf toen zij nog zeer jong waren. Hun moeder, Cornelia, dochter van Publius Cornelius Scipio Africanus maior, schonk hun een uitstekende opvoeding.Tiberius (160 v. Chr. - 133 v. Chr.), de oudste, vergezelde in 137 als quaestor Mucius Hostilius Mancinus naar Numantia. Na zijn terugkeer maakte hij met behulp van zijn schoonvader Appius Claudius en andere aanzienlijke Romeinen plannen om de Romeinse bevolking, die tot grote armoede vervallen was, omdat de oorspronkelijke boeren ten gevolge van de oorlogen hun land niet konden bebouwen en daarom hun bezit hadden moeten verkopen aan de rijken, die hierdoor en door inbeslagneming van staatslanderijen tot groot-grondbezitters waren geworden, in een betere toestand te brengen.

Hij wilde de Romeinen weer tot boeren maken en deed daarom in 133 als volkstribuun het voorstel (eigenlijk niets anders dan een hernieuwing van oude wetten), dat niemand meer dan 500 morgen (jugera) lands van de staatsgronden bezitten mocht en 250 morgen voor elke zoon, doch in geen geval meer dan 1000. Wat ieder daarboven bezat, zou tegen schadevergoeding onteigend en in percelen van 30 morgen als onvervreemdbaar bezit tegen een matige pacht aan behoeftige burgers afgestaan worden. Hoewel deze wet het particulier eigendom niet aantastte, maar alleen sloeg op de staatsgronden, wekte zij grote wrevel bij de Optimates, die uitgestrekte landerijen in bezit hadden en deze door hun slaven lieten beweiden en bebouwen. Zij haalden een ambtgenoot van Gracchus, Octavius, over om zijn veto tegen de wet uit te spreken.

Tiberius liet hem nu afzetten, op grond van de overweging, dat hij als volkstribuun de belangen van het volk had geschaad, en zette de wet door. Een commissie, bestaande uit Tiberius en Gajus Gracchus en Appius Claudius, werd met de uitvoering belast. Daar echter Tiberius in strijd met de gewoonte moeite deed, om ook voor het volgende jaar het tribunaat te verwerven, en nieuwe wetten ten bate van het volk voorbereidde, barstte de woede der Optimates los. Op de dag der verkiezing bracht men de beschuldiging tegen hem in, dat hij naar de tyrannie streefde.

Een aantal senatoren begaf zich onder leiding van de opperpriester Scipio Nasica naar de vergadering, en doodde Tiberius en 300 van zijn aanhangers.

In 123 trad Gajus (153-121) op, die eerst quaestor was geweest op Sardinië en bij zijn terugkeer volkstribuun werd. Hij volgde het voorbeeld van zijn broeder, die hij in welsprekendheid en schranderheid overtrof, en nam tevens wraak over de op hem gepleegde moord. Door een wet, die de verkoop van graan van staatswege tegen billijke prijs verordende (Lex Frumentaria), verwierf hij de gunst van het volk en daardoor ook in het volgende jaar het tribunaat. De equites (ridders) bracht hij op zijn hand door de rechtspraak van de senaat op hen over te brengen en hun de pacht en inning der belastingen in de provincie Asia (= Klein-Azië, verkregen door het legaat van Attalus III van Pergamum) over te dragen.

Hij kwam echter ten val doordat, toen de pogingen om de bondgenoten van Rome het Romeinse burgerrecht te verlenen en daardoor ook hun land ter verdeling onder arme burgers te verkrijgen mislukt waren, getracht werd kolonies voor dezen buiten Italië te stichten.

Reeds dit wekte misnoegen, dat verergerd werd, toen slechte voortekenen werden bericht uit Carthago, dat Gajus in een kolonie Junonia wilde veranderen. Gajus werd in 121 niet weer tot tribuun herkozen en met velen van zijn aanhangers in een strijd tegen de consul Opimius gedood. De akkerwetten bleven evenwel nog tot het jaar 111 van kracht.

PROF. DR D. COHEN

Lit.: Theodor Mommsen, Röm. Gesch., II, hfdst. 2 en 3; Cambridge Ancient History, IX, hfdst. 1 en 2; Jéröme Carcopino, Au tour des Gracques (1928); Ed. Meyer, Untersuchungen z. Gesch. der Gr. (1894); E. v.

Stern, Zur Beurteil, der polit. Wirksamk. des Tib. und G. Gr. (in: Hermes, 1921); A. Oltramare, G.

Gr. (in,,Hommes d’Etat”, I (1937).

< >