Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

GOUDHANEN

betekenis & definitie

is de Nederlandse naam voor de keverfamilie Chrysomelidae. Het zijn kleine tot vrij kleine, meestal gedrongen en hooggewelfde kevers, die vaak de metaalachtig glanzende blauwe of groene kleuren vertonen, waar de familie zijn naam aan ontleent. Een typisch, maar vrij lastig te constateren kenmerk vormt de schijnbare vierledigheid van de voet.

Het vierde voetlid van alle drie pootparen is nl. zeer klein en gaat schuil in de uitsnijding van het derde. De kop is meestal enigszins en vaak geheel verborgen onder het halsschild. De Chrysomelidae zijn zowel in de larvale als in volwassen staat planteneters en vele soorten behoren dan ook tot de zeer schadelijke insecten, zoals de Coloradokever en de Aardvlooien (Halticinae), die een aparte onderfamilie vormen, waartoe uitsluitend zeer kleine soorten behoren. De larven zijn soms vrijwel kaal (Coloradokever), vaak ook rijk voorzien van op wratjes geplaatste haren. Terwijl de meeste soorten op de voedselplant leven, boren andere zich naar binnen en zijn dus mineerders.

Een eigenaardige levenswijze voeren de larven van het geslacht Donaria, de riettorretjes. De volwassen dieren zijn te vinden op riet en andere oeverplanten, ze zijn langwerpiger dan de meeste haantjes en hebben wel wat van boktorren, ze zijn metaalachtig bronsgroen. De larven knagen onder water gaten in de wortels en stengels van waterplanten en zuigen er de sappen uit. Haar merkwaardigste aanpassing betreft de ademhaling.

De larven dragen aan het eind van het achterlijf een paar holle dorens, die in verbinding staan met het luchtbuizenstelsel. Deze dorens boren ze in de wortelstokken en stengels tot zij een luchtkanaal gevonden hebben en ademen aldus. Voor de verpopping maakt de larve een opening in dezelfde plantendelen tot een luchtholte is aangeboord en spint dan een waterdichte cocon om zichzelf en de opening heen zodat ook de luchtvoorziening van de pop gewaarborgd is. De echte „goudhaantjes” (Chtysomela spec.) hebben de typische lichaamsvorm en kleur van de familie; ze zijn op allerlei planten te vinden.

Op wilgen en populieren vindt men ook de blauwzwarte of rode (de dekschilden zijn dan rood) Melasoma-soorten, op elzen de zwart-blauwe elzenhaantjes (Agelastica alni L.), die, samen met de zwarte larven, de bomen vaak erg toetakelen.

Tot de onderfamilie Clythrinae behoort het geslacht Clythrus, waarvan de larven in mierennesten leven en de zeer glanzende groene of blauwe Cryptocephalus-soorten. Hierbij gaat de kop geheel schuil onder het halsschild, ze zijn vaak op composieten te vinden.

Lelie en asperge hebben te lijden resp. van de rode Lilioceris lilii Scop. en Crioceris asparagi L., de laatste met rood halsschild en blauwzwarte dekschilden, die een oranje rand en ieder drie geelwitte vlekjes vertonen. Opvallend van vorm zijn ook de platte „schildpadtorretjes” (Cassida spec.), platte groene of geelgroene kevertjes, die schade in de bieten kunnen aanrichten (z ook kevers).

DR G. BARENDRECHT.

< >