letterlijk kenteken. Oorspr. betekenis: astronomisch instrument, bestaande uit een verticale staaf, die schaduw werpt op een plat vlak of op de binnenkant van een halfbolvormige schaal, waarvan het middelpunt in de top van de staaf ligt.
Het bezwaar, dat het einde van de schaduw onscherp is ten gevolge van de schijnbare middellijn van de zon, werd ondervangen door aan de top van de staaf een kleine opening te bevestigen en nu het hierdoor gevormde lichtvlekje waar te nemen. Wordt de schaduw op een halve bol opgevangen, dan kan men de zonshoogte aflezen als complement van ß. Brengt men alleen in het middelpunt een cylindertje aan, dan gaat dit instrument over in het zgn. meridiaanquadrant (Ptolemaeus, Almagest I, 12; op grote schaal uitgevoerd door Nasir-ed-Din).
Naar aanleiding van de verticale stand van de gnomon werd onze term loodrecht (die aan het schietlood ontleend is) in de Griekse wiskunde weergegeven door volgens de gnomon; hiervan afgeleid is de naam gnomon voor een instrument, waarmee rechte hoeken kunnen worden getekend (winkelhaak). Daar dit ontstaan kan worden gedacht uit een vierkant door daaruit een kleiner vierkant weg te nemen, kreeg gnomon de algemene betekenis van de figuur, die overblijft, als men van een parallelogram een daarmee ten opzichte van een hoekpunt gelijkstandig gelegen parallelogram wegneemt.
De stelling, die uitspreekt, dat de Parallelogrammen DKFG en EBLF gelijke oppervlakten hebben, heet daarom het gnomon-theorema. Nog algemener kreeg gnomon de betekenis van iets, dat, aan iets anders toegevoegd, het ontstane geheel gelijkvormig maakt met het oorspronkelijke; daardoor werd het bij de Pythagoreërs symbool voor vereniging met overeenstemming. Daar bij de voorstelling van getallen door stippen-tableau’s de verschillen van opvolgende vierkante getallen de vorm van gnomons bezitten, en deze verschillen de opvolgende oneven getallen vormen, heten de oneven getallen ook wel de gnomons van de vierkante getallen.
DR E. J. DIJKSTERHUIS .