Nederlands R.K. geestelijke en geschiedkundige (Utrecht 3 Febr. 1864 - 7 Febr. 1915), broer van Gerard Brom, studeerde te Rijsenburg in de godgeleerdheid, ging in 1885 naar Rome, waar hij in 1886 de priesterwijding ontving en in 1887 promoveerde tot doctor in de theologie. Van 1888-1893 was hij kapelaan te Groningen, waar hij reeds zijn Bullarium Trajectense (2 dln, 1891-1896) bewerkte.
Daarna werd hij kapelaan te Utrecht, waar hij spoedig in het archief onder leiding van mr S. Muller Fzn werkzaam was ter voorbereiding van een Utrechts oorkondenboek. Van 1898-1902 wijdde hij zich als hoofdredacteur van Het Centrum vnl. aan de politiek, doch sedert hij in 1902 — toen ook de „Commissie van advies voor ’s Rijks Geschiedkundige Publicatiën” werd gesticht, tot welker leden Brom van de aanvang behoorde — tot rector van het gesticht St Johannes de Deo was benoemd, was hij onverdeeld teruggewonnen voor de historische wetenschap. Hij ontving in 1904 de ministeriële opdracht een stelselmatig onderzoek in te stellen naar archivalia in Italië, belangrijk voor de staatkundige en kerkelijke geschiedenis van Nederland.
Als eerste directeur van het Nederlands Historisch Instituut te Rome (1906) bracht hij een vrij belangrijke bibliotheek voor het Instituut bijeen.Bibl.: Bullarium Trajectense (2 dln, ’s-Gravenhage 1891-1896); Regesten van oorkonden betreffende het sticht Utrecht, 694-1301 (Bijdragen voor een oorkondenboek van het sticht Utrecht, 2 dln, Utrecht 1908); Archivalia in Italië, belangrijk voor de geschiedenis van Nederland (Rijks Geschiedkundige Publicatiën, kleine serie, nrs 2, 6, g en 14; 3 dln in 4 stukken, ’s-Gravenhage 1908-1914); Guide aux Archives du Vatican (Rome 1911); Romeinsche bronnen voor den kerkelijk-staatkundigen toestand der Nederlanden in de 16de eeuw (met A. H. L. Hensen; R.
G. P., grote serie, nr 52; ’s-Gravenhage 1922).
Lit.: Levensber. Mij Ned. Lett., 1914-15.
