Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Gerard BROM

betekenis & definitie

Ned. kunsthistoricus en letterkundige (Utrecht 17 Apr. 1882), broeder van de historicus Gisbert en de edelsmid Jan, ging na een korte studie in de medicijnen over tot die der Nederlandse letteren en promoveerde in 1907 te Utrecht op het proefschrift Vondels Bekering, dat hij in 1935, omgewerkt tot een monumentaal boek, opnieuw uitgaf onder de titel Vondels Geloof. Brom was enige jaren leraar en verbleef van 1911-1913 in Italië. Hij was een leidinggevende figuur in de Katholieke drankbestrijding en studentenbeweging.

Van de stichting tot 1926 leidde hij het maandschrift De Beiaard, waarin vele van zijn opstellen verschenen. In 1923 werd hij hoogleraar in de kunstgeschiedenis te Nijmegen; thans doceert hij er letterkunde. Brom’s werken, in een soms zeer persoonlijke maar steeds interessante stijl, vertonen een zuiver Katholieke geesteshouding, welke dikwijls een apologetisch karakter aanneemt.Bibl.: De Nieuwe Kruistocht (1909); Areopaag (1923); Barok en Romantiek (1923); De Dominee in de literatuur (1924); Katholiek (1924, 1930); Romantiek en Katholicisme in Nederland (2 dln, 1926); Hollandse schilders en schrijvers in de vorige eeuw (1927); Herleving van de wetenschap in Katholiek Nederland (1930); Java in onze kunst (1931); Herleving van de kerkelijke kunst in Katholiek Nederland (1933); Schaepman (1936); Rembrandt in de literatuur (1936); Alphons Ariëns (1941); Geschiedschrijvers van onze letterkunde (1944); Gesprekken over de Eenheid van de Kerk (1946).

< >