Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Tandheelkunde

betekenis & definitie

omvat die tak van de geneeskunde, welke zich speciaal de herkenning en behandeling van tandziekten ten doel stelt. Zij is waarschijnlijk zo oud als het tandlijden van de mensheid.

Er werden in het dal van de Euphraat in Mesopotamië in de omgeving van de steden Niffer en Ur kleitafels gevonden — daterende uit ca 5000 jaar v. Chr. — waarop voorschriften te vinden zijn voor geneeskundige behandeling van tandpijn. Hoewel door de Grieken (Hippocrates) en Romeinen, zoals blijkt uit gevonden instrumenten en kaken, wel zorg werd besteed aan de tanden, is daarover maar weinig met zekerheid bekend. In de Middeleeuwen geraakte de tandheelkunde in verval. De Fransman Pierre Fauchard is de vader van de moderne tandheelkunde. Hij publiceerde in 1728 zijn gedenkwaardig boek Le chirurgien dentiste ou traité des dents (2 dln, m. vele afb.). In 1840 werd als eerste The Baltimore College of Dental Surgery geopend. Sindsdien heeft de tandheelkunde ononderbroken een grote ontwikkeling doorgemaakt. In het nu volgende tijdvak hebben zich naast de chirurgische tandheelkunde de conserverende tandheelkunde (wortelkanaalbehandeling en het restaureren van de tandkronen), de prothetische tandheelkunde en de orthopaedische tandheelkunde of orthodontie (behandeling van tand- en kaakafwijkingen) ten zeerste ontwikkeld.De titel van tandarts verleent de bevoegdheid tot het uitoefenen van de tandheelkunde in haar volle omvang. De titel wordt uitsluitend verkregen door het met goed gevolg afleggen van een practisch examen. Dit examen wordt afgenomen door een staatscommissie.

De tandarts verzorgt tanden en kiezen van zijn patiënten en tracht deze op de eerste plaats te behouden; hij is daarbij bevoegd:

a. tot plaatselijke behandeling

1. van ziekten van de tanden;
2. van de tandkassen en van het tandvlees voor zover deze afhankelijk zijn van de ziekten der tanden;
3. van afwijkingen in de stand der tanden;



b.
tot de toepassing van de tandprothese d.w.z. het vervangen van sterk beschadigde of verloren gegane elementen door kronen, bruggen of uitneembare kunstgebitten. De opleiding tot tandarts geschiedt aan de Universiteiten van Utrecht en Groningen.

RENÉ HAMER.

< >