Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Beiaard

betekenis & definitie

ook wel aangeduid met de Franse naam carillon, is een groep van afgestemde torenklokken, die met behulp van een toetsenbord worden bespeeld. Hoewel het gebruik van kleine metalen klokken oud is en de grote klokken al uit de 14de eeuw bekend zijn, komen de eerste berichten over het klokkenspel uit de Nederlanden omstreeks de 17de eeuw.

In menige Hollandse en Vlaamse stad vindt men nog de uit deze tijd daterende beiaarden, waarvan de omvang mede een maat was voor de rijkdom van de stad. Grote beiaarden hebben een omvang van 3 octaven (c tot c"), vaak met weglating van cis en dis uit het klein octaaf ter besparing van de kosten voor de zware lage klokken. Een klok met de toon klein-c weegt nl. 8 000-25 000 kg. Tal van deze beiaarden stammen van den vermaarden Amsterdamsen klokkengieter Pieter Hemony (gest. 1678).Na een tijd van verwaarlozing is de belangstelling weer opgewekt, vnl. uitgaande van Vlaanderen. Een van de grootste propagandisten was Jef Denijn (Mechelen 19 Jan. 1862 - 12 Oct. 1941), in 1887 tot stadsbeiaardier van Mechelen benoemd. Zijn zomeravondconcerten trokken in Vlaanderen grote scharen naar de pleinen en straten om de toren. Het propagandistisch werk is overgenomen door tal van leerlingen — voor een groot deel opgeleid in de door Denijn gestichte unieke, Mechelse beiaardschool — die in Zuid- enNoord-Nederland, maar ook elders, o.m. in Amerika, de kostbare instrumenten weer in ere trachten te herstellen.

Lit.: Beiaardkunst, Hand. v. h. iste congres (Mechelen 1922); Idem, Hand. v. h. 2de congres (’s-Hertogenbosch 1925); J. H. v. Klooster, De beiaarden in de Nederlanden, Ned. bew. n. h. orig. Eng. v. Gordon W. Rice (1927); G. Sachs, Handbuch der Musikinstrumentenkunde (1930).

< >