naam van enige koningen van GRIEKENLAND.
George I
(Kopenhagen 24 Dec. 1845 Saloniki 18 Mrt 1913) was de tweede zoon van Christiaan IX van Denemarken (Wilhelm). In 1863 werd hij op 17-jarige leeftijd tot koning van Griekenland gekozen en aanstonds meerderjarig verklaard. In 1867 huwde hij met grootvorstin Olga van Rusland. Zijn kinderen werden Grieks-Katholiek opgevoed.
Onder hem kwamen de Ionische eilanden, Thessalië en Kreta weer aan Griekenland. In het in de eerste Balkanoorlog veroverde Saloniki handhaafde hij de Griekse aanspraken tegen de Bulgaren, totdat hij er in 1913 werd vermoord. Zijn regering was onrustig, maar zou zonder zijn mildheid en verzoeningsgezindheid waarschijnlijk nog onrustiger zijn geweest.
George II
(1922-1923 en 1935-1947) was de oudste zoon van koning Constantijn en koningin Sophia, zuster van keizer Wilhelm II (Dekeleia, bij Athene, 20 Juli 1890 Athene 1 Apr. 1947). Toen in 1917 zijn vader, die Duitsland niet de oorlog wenste te verklaren, gewapenderhand door de Geallieerden van zijn troon werd gejaagd, volgde George, die in het Duitse leger had gediend, hem naar Zwitserland, terwijl zijn jongere broer Alexander opvolgde. Na de dood van deze in 1920 werd in Griekenland een plebisciet gehouden, als gevolg waarvan zijn vader als koning en George zelf als diadoch (kroonprins) naar Griekenland terugkeerden. In 1921 huwde hij met prinses Elizabeth van Roemenië, van wie hij in 1935 scheidde.
Door de ongelukkige Griekse veldtocht werd zijn vader in 1922 ten tweeden male gedwongen, troon en land te verlaten. George volgde hem 27 Sept. 1922 op, maar zijn regering duurde slechts tot 1923. 25 Mrt 1924 werd in Griekenland de Republiek uitgeroepen. De volgende twaalf jaar bracht hij hoofdzakelijk in Londen door. Hij was een groot vriend van de Engelse koninklijke familie.
Tot op zekere hoogte verengelste hij. Op 25 Nov. 1935 keerde George na een plebisciet, dat 98 pct van de stemmen voor zijn terugkeer opleverde, onder geweldig enthousiasme op de Griekse troon terug. De verwarde partij-verhoudingen brachten hem reeds in 1936 er toe, generaal Metaxas met autoritaire bevoegdheden te bekleden. Het Parlement werd ontbonden.
Het bewind van Metaxas was betrekkelijk heilzaam en tijdens de overval der
Italianen op het land in Oct. 1940 gaven zowel Metaxas als hijzelf een prachtig voorbeeld van besluitvaardigheid en standvastigheid, maar deze episode is hem van verschillende kanten zwaar aangerekend. In Apr. 1941 vielen de Duitsers Griekenland binnen. Koning George moest Athene verlaten, zette het verzet nog enige tijd op Kreta voort, ontsnapte daar als door een wonder aan gevangenneming door Duitse parachutisten, ging naar Cairo en later naar Londen, waar hij zich de bevrijding van Griekenland tot taak stelde. In 1943 reeds keerde hij naar Cairo terug.
Daar bleek al spoedig, dat lang niet alle Grieken, die in en buiten hun land tegen de Duitsers streden, zijn terugkeer wensten. En nadat de bevrijding van Griekenland een feit was geworden, liet hij zich overreden, zijn koninklijke macht te delegeren aan aartsbisschop Damaskinos (Dec. 1944). Een plebisciet zou weer over zijn terugkeer beslissen. Op i Sept. 1946 had dit plaats, een meerderheid van 70 pct opleverend.
Onder groot enthousiasme hernam hij 28 Sept. 1946 zijn troon. Op 1 Apr. 1947 stierf hij plotseling aan een hartaanval. Zijn jongere broer Paul volgde hem op.
j. R. EVENHUIS.