(Nieuwgrieks: Kriti, Turks: Kirid, Ital.: Candia), eiland in de Middellandse Zee, het belangrijkste van de Griekse Archipel, ligt tussen 23o 31’ en 26° 20' O. L. v.
Gr. en tussen 34° 55' en 350 41' N. Br. ten Z. van de Egeïsche (Aegaeische) Zee, is langgerekt van O. naar W., 260 km lang en 12 tot 56 km breed. De oppervlakte bedraagt 8247 km2.De kust is bijna overal steil, behalve aan de noordzijde, waar men enige strandvlakten en talrijke inhammen aantreft met meestal verzande havens (o.a. de golven van Mirabella, Armyro, Soeda, Chania en Kisamo). Het gebergte rijst aan de zuidkust steil uit de zee op en daalt naar het N. langzaam af, vruchtbare vlakten en (tertiair) heuvelland vormend. Het midden van Kreta wordt doorsneden door een bergketen, de resten van een plooiingsgebergte, waarin de oude godenberg Ida of Psiloriti 2498 m hoog is. In het W. vormden de Witte Bergen (Levka Ori) of het Madaraesgebergte een natuurlijke vesting in de oorlogen tegen de Turken. Hier vindt men de 2470 m hoge Theodoro (Mabri Gurgulkos). In het O. verheft zich het Lasithigebergte (met de Aphentis), in de Oudheid Dikte geheten. De gebergten bestaan hoofdzakelijk uit kalksteen, waarin vele karstverschijnselen voorkomen.
Van de belangrijke vlakten noemen wij die van Candia (Heraklion) en Chania (de vruchtbaarste), de Mesara en de Pediada. De voornaamste rivieren (slechts woeste bergstromen) zijn de Mylopotamos in het N. en de Mitropolipotamos in het Z. Aardbevingen komen veelvuldig voor, vooral in het noordelijk deel. Het klimaat is, op enige malariastreken na, gezond en zacht. De gemiddelde temperatuur bedraagt aan de kust 17,9 gr. C. (Jan. 10,8 gr. C.; Juli 25,7 gr. C.) en stijgt, alleen wanneer de sirocco uit Afrika waait, tot 36 à 40 gr. C. ’s Winters regent het in de vlakten, ’s zomers regent het nooit, maar dicht bij de kust is de dauw zeer sterk. Reeds in de Oudheid was het eiland beioemd om zijn producten als wijn, olie en honing, doch door de Turkse overheersing en de eeuwige onrust ging de landbouw sterk achteruit. De graanproductie is lang niet voldoende. Uitgebreid zijn de olijvenwouden (olijfolie en zeep worden uitgevoerd); andere producten zijn vlas, tabak, zoethout, St-Jansbrood, wijn, sinaasappelen en citroenen, amandelen en zuidvruchten. Aan de zuidkant groeien zelfs palmen. De industrie is van weinig betekenis. Er zijn olie-, zeep- en cognacfabrieken. De voornaamste uitvoerproducten zijn: olie, zeep, rozijnen, krenten, druiven, sinaasappelen, citroenen, honing, was, St-Jansbrood en de bekende spabia-kaas. Er zijn veel schapen en geiten op het eiland. Aan delfstoffen levert Kreta kalksteen, gips, slijpstenen, lei en een weinig steenkool.
Het eiland telt 438 240 inw.; de hoofdstad van de nomos Kreta is Canea met 28 213 inw. De nomos telt 4 departementen nl. Canea (Kanea of Chania) met 126 100 zielen, Heraklion (Herakleon) 167920 inw., Lassithion 71 170 zielen, Rethymni (Rethymnon) 73 060 inw. Eertijds was 10 pct van de bevolking Mohammedaans, doch dezen werden bij het verdrag van Lausanne naar Turkije uitgewezen. Daarentegen kwamen hier 32 000 Grieken uit Klein-Azië, waarvan 13 000 stedelingen, die in Canea en Heraklion terecht kwamen. De anderen werden in oude door Muzelmannen verlaten streken gekoloniseerd.
Geschiedenis.
In de Oudheid komen de volgende namen voor: Aeria (het eiland met de heldere hemel), Chthonia (het uitgestrekte land of het land van Demeter), Kouretis (het eiland der Koureten), maar het meest algemeen is Krètè, dat reeds in het Oude Testament in de vorm Kaftor voorkomt. Men heeft het ook willen herkennen in het woord Kefti van hiëroglyfenteksten. In de Na-byzantijnse tijd schijnt het echter zijn naam te hebben veranderd. De naam van de hoofdplaats Chandax (de gracht), het huidige Heraklion, werd door de Venetiërs, tot Candia verknoeid, op het eiland toegepast.
De rol van Kreta in de mythe van Zeus is bekend, het is waarschijnlijk, dat deze Kretensische Zeus tot in Praehelleense tijden teruggaat. Hij behoorde tot die vegetatiegoden, die in de lente geboren worden en later sterven. Ook de koning Minos is een mythologische persoon; de moderne wetenschap is echter geneigd, daarachter ook een historische figuur aan te nemen.
De oudste sporen van de mens op Kreta dateren van ca 3500 v. Chr. Het Vroegminoïsche tijdvak stelt men tussen 3000 en 2100; er blijken dan reeds verbindingen met Egypte te zijn geweest. Dit wordt bewezen door de stempels, zowel wegens het gebruik als zodanig als wegens het materiaal (ivoor), waaruit zij zijn vervaardigd. Tot deze zelfde tijd behoren de gewelfgraven van Messara. Het Middelminoïsche tijdvak loopt van 2100 tot 1550 v. Chr. In deze tijd beleeft de Minoïsche kunst haar hoogste bloei (Kretenzisch-Mykeense beschaving). In de Laatminoïsche tijd (1550-1150 v. Chr.) vallen de prachtige paleizen met de rijke fresco-versieringen te Knossos, Phaistos, Hagia Triada en Tylisisos. Tegen 1450 schijnt echter een vreselijke ramp het eiland in zijn geheel te hebben getroffen: de inval der Achaeërs (z Kretenzisch-Mykeense beschaving).
Tegen de 12de eeuw zijn de bewoners van Kreta, om nog onbekende redenen, naar Egypte uitgeweken; later schijnen zij naar Palestina te zijn gegaan, waar zij onder de naam Filistijnen in voortdurende oorlog met de Joden gewikkeld werden. De Doriërs, die nu op Kreta zich vestigden, vonden dus het eiland verlaten.
Het is het Achaeïsche Kreta, dat aan de Trojaanse oorlog onder koning Idomeneus, kleinzoon van Minos, deelnam. Onder de Doriërs werd het eiland bestuurd volgens een aristocratisch systeem, dat herinnert aan dat van Sparta. Toch hebben de bewoners van Kreta niet deelgenomen aan de Medische en Peloponnesische oorlogen. Maar het ontbrak geenszins aan onderlinge strijd en het eind was, dat de Kretenzers, geheel uitgeput, als huurlingen voor vreemde vorsten moesten dienen. De aanval der Romeinen onder Marcus Antonius weten zij evenwel af te slaan, maar tegen Metellus gelukte dit niet meer (69 v. Chr.). In deze met uiterste wreedheid gevoerde oorlog werd Knossos geheel verwoest. Daarop werd Gortys de hoofdstad. Onder Octavius is Kreta met Cyrenaica verbonden tot een Romeinse provincie.
Onder de Byzantijnen vormde het een afzonderlijk thema (militair district); de Slavische invallen werden afgeslagen, maar het had veel te lijden van de Arabieren sedert de 7de eeuw. Gebruik makend van de zwakte van het Byzantijnse keizerrijk, ontscheepte Omar uit Spanje in 833 een grote troepenmacht en na e . geweldige worsteling overwonnen de Arabieren, die Gortys verwoestten en de bevolking tot de Islam dwongen. Drie Byzantijnse expedities bleven zonder resultaat. Eerst in 960 verjoeg de generaal Nikiphoros de Arabieren, die met niet minder grote wreedheid werden behandeld, als deze tegenover de Christenen hadden getoond. Het gelukte op deze wijze de bevolking weder te helleniseren.
Toen in de derde Kruistocht Constantinopel veroverd werd (1204), verviel Kreta aan Bonifatius, koning van Saloniki, die het in hetzelfde jaar aan de Venetianen verkocht. De Kretenzers wilden zich echter niet onderwerpen, verbonden zich met Genuese zeerovers en boden tot 1212 weerstand, in welk jaar Genua vrede met Venetië sloot en Kreta in de steek liet. De Venetianen vestigden zich nu op Chandax (Candia), waar een dux resideerde. Om de bevolking te latiniseren, werden 500 families uit Venetië hier gevestigd. Herhaaldelijk kwamen de bewoners echter in opstand (er zijn niet minder dan 26 revoluties geweest), en na verloop van tijd werden de immigrangranten geheel gehelleniseerd, nadat de gemengde huwelijken tussen Rooms- en Grieks-Katholieken waren toegestaan. De Grieken, zwaar getroffen door belastingen en herendiensten, emigreerden in groten getale, zodat er van de 900 000 inwoners in 1214 op het eind der Venetiaanse periode slechts 200 000 over waren. Dit maakte net de Turken mogelijk het eiland in 1669 te vermeesteren; ook nu volgden weder gruwelijke onderdrukkingen, maar de bevolking onderwierp zich nooit geheel. Met behulp van Venetië barstte reeds in 1692 een opstand uit, die bloedig werd onderdrukt. Een tweede tijdens de Russisch-Turkse oorlog van 1770 had geen beter lot. Nieuwe opstanden hadden plaats in 1821, 1830, dus tijdens de Griekse vrijheidsoorlog; ofschoon de bevolking de overhand had behouden en op hereniging met Griekenland hoopte, werd onder de bescherming van Engelse schepen een Egyptische expeditie naar Kreta ondernomen, dat nu aan Mehemed Ali werd toegewezen. Van dit ogenblik dateert de Kretenzische kwestie, die tot 1912 heeft geduurd. Nieuwe opstanden zijn het gevolg, zoals in 1841, 1858, 1866, 1878 en 1895. Vooral de laatste was hevig en duurde lang; deze eindigde met de autonomie van Kreta onder de tweede zoon van de Griekse koning, prins George (1898). Nu was nog slechts de hoop op hereniging met Griekenland gevestigd. Enige onhandige regeringsdaden van de jonge vorst lokten een opstand uit onder Venizelos, die daarmee zijn politieke carrière begon. In 1906 deed de prins afstand, maar daarmee was Kreta nog niet met Griekenland herenigd. Toen Griekenland in 1912 de oorlog aan Turkije verklaarde, werden Kretenzische afgevaardigden in de Kamer van Afgevaardigden te Athene ontvangen, het Turkse vaandel in de haven Sonda werd neergehaald en als eerste gouverneur werd S. Dragoumis naar Kreta gezonden. De definitieve vereniging van Kreta met Griekenland werd bij de Vrede van Athene op 14 Nov. 1913 tussen Griekenland en Turkije erkend.
Gedurende Wereldoorlog I stond Kreta vijandig tegenover de ideologie van koning Constantijn en schaarde zich achter minister Venizelos, die afkomstig was van het eiland. In Wereldoorlog II slaagden Duitse luchtlandingstroepen in een tiendaagse strijd (20-30 Mei 1941) er in het eiland te veroveren. Het was voor de eerste maal in de geschiedenis dat op zo grote schaal van dergelijke troepen werd gebruik gemaakt (z Wereldoorlog II).
Lit.: B. Psilakis, History of Crete, 3 dln (1909); Xanthudidas, Historia tes Kreles (1909); Bossert, Altkreta (2de dr., 1923); Montelius, La Grèce préclassique I (1924); M. N. Elliadi, Grete, Past and Present (1933); H. v. Effenterre, La Crète et le monde grec de Platon à Polybe (1948).