Jhr (Arnhem 24 Apr. 1864-9 Oct. 1937), was van 1890-1892 aan de Hoogere Krijgsschool verbonden, vervolgens bij de Generale Staf, daarna weder aan de Krijgsschool. Hij was directeur-generaal van de Posterijen en Telegrafie van 1913-1918 en van 19 Sept. van dat jaar tot 5 Jan. 1920 minister van oorlog.
Hij had vrijwel direct na zijn optreden als minister te kampen met de ontevredenheid in het leger, welke zich o.a. uitte in het soldatenoproer in de Harskamp op 26 Oct. 1918, met als nasleep het geven van ontslag aan den opperbevelhebber, generaal C. J. Snijders op 5 Nov. 1918. De op 11 Nov. 1918 tussen de geallieerden en Duitsland gesloten wapenstilstand gaf de regering gelegenheid tot demobilisatie over te gaan, welke maatregel tevens bijdroeg tot het afnemen der spanning, ontstaan door de dreigende redevoeringen van Troelstra op 11 en 12 Nov. 1918.Na de aanneming van de oorlogsbegroting voor 1920 trad hij vrijwillig als minister af, wijl hij meende dat zijn begroting te zeer was afgetakeld door de aanneming der amendementen-Marchant.
