Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DEMOBILISATIE

betekenis & definitie

omvat het terugbrengen van een gemobiliseerd legeronderdeel in zijn vredesformatie. In het spraakgebruik wordt veelal onder demobilisatie verstaan het terugkeren van een gemobiliseerd militair tot zijn burgerhoedanigheid.

In deze zin beschouwd is het vraagstuk van de demobilisatie een vraagstuk met een sterk sociale inslag. Volgens de na de laatste oorlog algemeen geldende opvatting moet de demobilisatieregeling zich niet alleen bepalen tot de administratieve en practische maatregelen, welke nodig zijn om van de militair een burger te maken, doch moet de demobilisatieregeling eveneens voorzien in hetgeen nodig is om de gewezen militair wederom een behoorlijke plaats in de burgermaatschappij te verschaffen. Tot de hier bedoelde bemoeiingen behoren o.m. scholing of herscholing voor het burgerberoep, financiële bijstand, verschaffen van burgerkleding, beroepsselectie, bemiddeling bij het verkrijgen van werk, geestelijke bijstand, enz.Na 1945 heeft ook Nederland zijn demobilisatievraagstuk gekregen. Ten behoeve van de militairen van de Koninklijke Landmacht en Koninklijke Marine, die na 1 Mrt 1946 werden gedemobiliseerd, werden regelen voor de demobilisatie vastgesteld in het K.B. van 14 Febr. 1948, nr 1 (Staatsblad nr. 1 57), het „Besluit Demobilisatievoorzieningen 1948”. In dit besluit, op grond waarvan een aantal demobilisatiebeschikkingen werden uitgevaardigd en hetwelk vooreerst van toepassing is op de militairen, die hun werkelijke dienst in het Rijk buiten Europa hebben doorgebracht, werd vastgelegd welke faciliteiten voor gedemobiliseerde militairen gelden. Hiertoe behoren o.m. recht op veertien dagen verlof, met behoud van salaris, voor ieder jaar, doorgebracht buiten het Rijk van Europa, een uitkering ineens, een premie voor elke maand doorgebracht in werkelijke dienst, voorrang bij arbeidsbemiddeling, burgerkleding, scholing, herscholing of omscholing, een periodieke uitkering als overgangsmaatregel, studietoelagen, renteloze voorschotten.

In bedoeld K.B. werd tevens aan de ministers van Oorlog en Marine opgedragen een Raad van Advies inzake Demobilisatievoorzieningen in te stellen. De instelling van deze Raad geschiedde bij gemeenschappelijke beschikking van deze ministers van 22 Mei 1948, Staf Adjudant-Generaal, Afd. A 2, nr 506.

De practische uitvoering van de demobilisatie werd, voor de Koninklijke Landmacht, opgedragen aan het Demobilisatiecentrum, hetwelk bij beschikking van de minister van Oorlog van 30 Juli 1947, Chef van de Generale Staf, Sectie G 2 Org., nr 1003, werd ingesteld. Met het toezicht op de demobilisatie werd aanvankelijk belast een Inspectie der Demobilisatie. Deze werd bij beschikking van de minister van Oorlog van 17 Jan. 1948, Kabinet nr 55, omgezet in het Directoraat voor de Demobilisatie van de Koninklijke Landmacht in Nederland. Dit Directoraat heeft een coördinerende en regelende taak.

GEN.-MAJ. D. A. VAN HILTEN

In België geschiedde de demobilisatie van Juli 1945 af door vrijlating van de lagere militairen, die deel uitgemaakt hadden van de strijdkrachten in Groot-Brittannië; demobilisatiepremies en reisonkosten in het buitenland werden uitbetaald. De vrijwilligers van de eenheden, in België na de bevrijding gevormd, werden verder in 1946 gedemobiliseerd. Ten slotte regelde men het met onbepaald verlof plaatsen van de miliciens die op 28 Mei 1940 onder de wapens waren. De demobilisatiemaatregelen hadden tot gevolg de afschaffing van een groot aantal eenheden van het leger 1945-1946, dat practisch op vredesvoet werd gesteld. Maar om redenen van politieke en administratieve aard werd slechts in 1949 door een wet een einde gemaakt aan de officiële toestand van het leger op oorlogsvoet.

KOL. E. WANTY

< >