d.i. de begroting der gemeentelijke inkomsten en uitgaven, moet volgens art. 238 der NEDERLANDSE Gemeentewet, jaarlijks ten minste vier maanden vóór de aanvang van het dienstjaar door B. en W. aan de raad worden aangeboden. Dadelijk na de aanbieding wordt zij op de gemeentesecretarie voor ieder ter inzage gelegd en hetzij in druk, hetzij in afschrift tegen betaling der kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.
De uitgaven, die krachtens wettelijke plicht op de gemeente rusten, moeten ingevolge art. 240 op de begroting worden gebracht. Weigert de raad dit, dan geschiedt het door Gedeputeerde Staten (art. 247). De begroting behoeft de goedkeuring van Ged. Staten (art. 148 Grondwet) en wordt hun, nadat zij door de raad is vastgesteld, voorgedragen (art. 242 Gemeentewet).
Weigeren Ged. Staten de goedkeuring, dan kan de raad in beroep komen bij de Kroon (art. 244).In BELGIË is de gemeenteraad bevoegd om de uitgaven die gedurende het volgende dienstjaar dienen te worden gedaan, vast te stellen en om de middelen tot dekking dezer uitgaven te voorzien. Het financieel dienstjaar der gemeente begint op 1 Jan. en eindigt op 31 Dec. van hetzelfde jaar. De verrichtingen betreffende de inning der middelen en de betaling der aan de rekening van het dienstjaar te verbinden uitgaven, mogen echter tot 31 Mrt van het volgende jaar voortgezet worden (art. 139 Gemeentewet). Het ontwerp van de gemeentebegroting wordt opgemaakt door het College van Burgemeester en Schepenen.
De begroting wordt door het schepencollege ter goedkeuring voorgelegd aan de Bestendige Deputatie die ze bepaald vaststelt. Tegen het besluit van de Deputatie, waarbij de goedkeuring van de begroting verleend of geweigerd wordt, kunnen de gemeenteraad en de Gouverneur bij de Koning beroep aantekenen (art. 141 van de Gemeentewet).