Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

GELRE

betekenis & definitie

Noordnederlands wapenheraut, historicus en dichter (ca I340/’45-I4I4), heette eigenlijk Claes Heynenszone (Heynrixs), was eerst heraut aan het Gelderse hof, vermoedelijk bij Mechteld van Gelre (in 1372 gehuwd met Jan van Bloys), trad 1374/’75 m dienst van hertog Albrecht van Beieren, was na diens dood in 1404 heraut van Willem VI van Beieren, graaf van Holland en wordt dan Beyeren genoemd. Tussen ca 1368 en 1375 werkte hij in Frankrijk, 1382-1385 in Engeland en Schotland en kort voor 1386 in Zwitserland.

Van zijn hand zijn bewaard twee nauwkeurig getekende wapenboeken; het eerste, op naam van „Gelre” en vervaardigd ca 1368 - ca 1400 ,bevat 1553 op perkament getekende wapenschilden, systematisch gerangschikt naar de verschillende Europese rijken, het tweede, op naam van „Beyeren” en afgesloten in 1405, bevat o.a. een opgave van de deelnemers aan de expeditie van Albrecht naar Kuinre in 1396 met wapentekeningen. In het eerste wapenboek zijn gedichten in het Middelnederlands ingevlochten: 12 historisch belangrijke lofdichten op ridders, verschillende wapendichten, berijmde kronieken van Brabant en Holland en het gedicht Van den ever, vervaardigd voor Jan III van Brabant. Verder schreef hij twee historische werken van compilatorische aard: Die Hollantsche cronike van den Heraut (geëindigd 1409) en een Wereld- of keizerskroniek (Chronicon universale, ca 1405/’09), beide in handschrift bewaard.MR H. F. WIJNMAN

Bibl.: Van den ever, uitg. d. J. F. Willems, in Belg.

Museum, I (Gent 1837); Chronyk van Brabant en Holland, uitg. d. B. J. L. de Geer van Jutphaas, in: Codex dipl. v. h.

Hist. Gen. II, 6 (1862); Wapenboeck ou armorial de 1334 à 1372 préc. de poésies héraldiques par Gelre héraut des armes, publ. p. V.

Bouton (4 dln met suppl., Paris 1880-1890); Lofdicht op Diederic v. Elnaer, uitg. d. K. Regel in: Tijdschr. v.

Ned. taal en lett. V (1885); Chi sont li duc, li conté, li visconte, li banereche et li chivair qui furent sur le Kuunre en Frise lan nre signr 1396 (uitg. d. J. M.

Li on, La Haye 1889).

Lit.: S. Muller Fzn., Die Hollantsche Cronike van den Heraut. Eene studie over de Holl. geschiedbronnen, uit het Beiersche tijdperk, in: Bijdr. v. vad. gesch. en oudh.k. III, 2 (1885); J. te Winkel, De ontwikkelingsgang der Ned. letterk. (2de dr.

II, 1922); D. L. Galbreath, La Suisse féodale d’après l’Armorial de Gelre, in: Arch. hérald. suisses (1932); J. Romein, Gesch. v. d.

N. Ned. geschiedschr. in de middeleeuwen (1932), nr 40; W. A. Beelaerts van Blokland, Beyeren quondam Gelre armorum rex de Ruyris (’s-Gravenhage 1933); J. v.

Toll, Ned. sibbekundigen I (Naarden 1944)-