Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Gaston BURSSENS

betekenis & definitie

Vlaams letterkundige (Dendermonde 18 Febr. 1896), studeerde Germaanse filologie te Gent en is thans industrieel. Intimus en discipel van Paul van Ostayen, vertegenwoordigt hij met deze en Victor J.

Brunclair dat soort van extreme expressionnistische lyriek, dat de aesthetische ontroering tracht te wekken door vernuftige klankassociaties met een minimum van inhoud. Hij heeft de orthodoxe leer met zulk een stipte consequentie toegepast dat zij bij hem formalisme en systeem is geworden.Bibl.: Verzen (Mechelen 1918); De Yadefluit (Bewerkingen van Chinese lyriek) (Antwerpen 1919); Liederen uit de Stad en uit de Sel (ibid. 1922); Piano (Wilrijk 1925); Enzovoort (Wilrijk 1925); Klemmen voor Zangvogels (Wilrijk 1930); Paul Van Ostaijen (essay) (ibid. 1932); French en andere cancan (ibid. 1935); De Eeuw van Pericles (Antwerpen 1941); Elegie (ibid. 1943); Fabula Rasa (proza) (ibid. 1945); 12 Niggersongs van Védye Kalombo, op sonnetten getrokken (ibid. 1946).

< >