Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

GAMBIA

betekenis & definitie

(1) door de inheemsen Ba-Dimma of ook Foera, d.i. stroom, genoemd, na de Senegal de grootste rivier van Senegambië in West-Afrika, ontspringt in Foeta Dzjalon (F. Dsjallon) op de Andamali, ten N. van Labe en nabij de bronnen van de Rio-Grande.

De Gambia vormt, het gebergte verlatend, de watervallen van Barrakoenda. De rivier stroomt nu westwaarts door de laagvlakte en valt na een loop van 740 km bij Kaap St. Mary met een mond van 22 km breedte in de Atlantische Oceaan. Het stroomgebied beslaat een oppervlakte van ca 182 000 kma.

De Gambia, die zeer waterrijk is, bevat in de benedenloop veel vis. Ten O. van de moerassige oevers liggen vruchtbare landschappen. De rivier heeft haar laagste stand in Apr.; in begin Juli begint ze te wassen tot begin September. De hoogwaterperiode duurt slechts kort (2 à 3 weken); de getijwerking is waarneembaar tot bij Jarbatenda, 250 mijl stroomopwaarts.

De Gambia is bevaarbaar voor schepen met een maximale diepgang van 3,7 m tot Georgetown (156 mijl van Bathurst, de hoofdplaats van de Britse kolonie Gambia verwijderd). In Kuntaur kunnen schepen tot 5,8 m beladen worden; schepen stekende 2 m kunnen Fattoto (112 mijl van Georgetown) bereiken, terwijl kleine schepen de rivier kunnen opvaren tot Koina, d.i. 292 mijl stroomopwaarts van Bathurst. Een bank ligt 20 km van de kust verwijderd, doch heeft bij eb nog van 7,3 tot 9,1 m water.Hoewel de Gambia een goede en goedkope transportweg is voor delen van Senegal, geven de Fransen er de voorkeur aan de afvoer over hun eigen Westafrikaanse havens te leiden,

H. A. BOMER

(2) kleinste en meest noordelijke van de Britse Westafrikaanse bezittingen aan de rivier de Gambia, sedert 1888 kroonkolonie, omvat de kolonie en het protectoraat Gambia. De oppervlakte bedraagt 10 618 km2; de kolonie is 249 km2 groot en telt (1944) 21 152 zielen, het protectoraat resp. 10369 km2 en (1946) 223114 inw. Gambia ligt geheel in het dal van de gelijknamige rivier; het valt in 2 delen uiteen, een plateau in het O. en een vlakte in het W. Het plateau dat begint bij McCarthy’s Island, waarop Georgetown is gelegen, bereikt een hoogte van 46 m en is bedekt met gras met verspreide boomgroepen en hier en daar stukken dicht bos.

De vlakte, welke zich westelijk van 150 45' W.L.v.Gr. uitstrekt, is bedekt met dicht hoog gras en verspreide boomgroepen. Zowel op het plateau als in de vlakte treft men geïsoleerde heuvels aan; nederzettingen en alleenstaande boerderijen liggen verspreid over beide delen. Grote uitgestrektheden zijn moerassig, vooral in de regentijd. Op vele plaatsen bedekt een dikke laag alluviale sedimenten de oorspronkelijke lateriet onderlaag.

De flora is over het algemeen identiek aan die van West-Afrika; mangrove, benevens mahonie, rozenhout en oliepalm, cassave en indigo. Wilde dieren komen in het binnenland veelvuldig voor; giraffe, antiloop, leeuw, nijlpaard en baviaan. De laatste drie genoemde soorten kunnen veel schade toebrengen aan veestapel en akkers. Van de vogels kunnen genoemd worden arend, papegaai, gier, trapgans en talrijke ook in Europa inheemse soorten.

Voorkomender reptielen zijn krokodillen, pythons en schildpad (land- en zee-). Het protectoraat bestaat uit een 10 km brede strook aan weerszijden van de rivier, die over een afstand van 322 km tot aan de stroomversnellingen van Barrakoenda reikt. Het klimaat is in de droge tijd (Dec.-Mei) niet ongezond voor de blanke, in de regentijd wel. Te Bathurst bedraagt de gemiddelde temperatuur 25 gr.C. (77 gr.F.); in het binnenland zijn de temperatuurschommelingen groter dan aan de kust.

De regenval varieert van 875 tot 1625 mm; het gemiddelde bedraagt 1250 mm. Afgezien van buien in Mei en Juni valt er buiten de periode Juli tot Oct. vrijwel geen neerslag. Een zeer droge wind, de harmattan, stof en zand meevoerend, waait intermitterend van Dec. tot Mrt.

De inwoners (Mandinka, Serer, Dsjola, Dsjolof, Saloem-Saloem en Lobe) beoefenen de landbouw en ook wel visserij. De Dsjola, goede landbouwers, wonen ten Z. van de rivier vanaf de kust tot 160 km het binnenland in; de Dsjolof, goed gebouwde individuen, ten N. van de rivier. De voornaamste voortbrengselen zijn aardnoten en palmpitten; rijst, katoen, maïs en gierst worden voor locaal gebruik geteeld. Grote hoeveelheden vis worden gevangen, gedroogd en naar het binnenland gezonden.

De uitvoer omvat aardnoten (1947£ 1 066 127), palmpitten (24 482), bijenwas (2670) en ongelooide runderhuiden (728). In 1947 werden o.a. ingevoerd: apparaten (ter waarde van £ 24549), zakken (13361), schoenen en muilen (13 120), katoenen stukgoederen (651 249), andere katoenen goederen (26 220), katoenen garens (6808), meel (41 964), hoeden en petten (18025), kolanoten (151652), hout (7641), machinerieën (19334), pharmaceutische artikelen (12 635), metalen enz. (41 443), motorvoertuigen (55 316), eetbare oliën (5099)) andere oliën (138 174), rijst (11 535), zeep (23 403), geestrijke dranken (5394),suiker (34175), tabak (42 124), bier (9739), cement (14 370), rayonstukgoederen (8879) en wollen fabricaten (15 526).

Uit het Ver. Koninkrijk werd in 1948 voor een waarde van £ 981 583 (1947 521 645) ingevoerd; naar dit gebied gingen goederen ter waarde van £ 2463401 (1947 1461805). In 1947 deden 332 schepen, metende 493 634 ton, de havens aan; hiervan voeren 168 (408611 ton) onder Britse vlag. In 1946 landden en vertrokken er 1010 vliegtuigen (15 138 ton); 732 hiervan (11 232 ton) behoorden aan Britse luchtvaartmaatschappijen.

De rivier is de grote binnenlandse verkeersader; spoorlijnen zijn er niet. Het binnenlands verkeer wordt door middel van stoomboten en kleinere vaartuigen onderhouden. De kolonie is door middel van zeekabels met St. Vincent en Sierra Leone verbonden; draadloze stations geven verbinding tussen Bathurst met Georgetown, Kuntaur, de grootste rivierhaven, en Basse.

De openbare schuld was eind 1947 £ 38 760 groot. De voornaamste inkomsten werden gevormd door: douanerechten 341 072), belastingen (148963), accijnzen (6574), inkomsten P.T.T. (16 098) en havengelden (2230). In 1946 telde de gouvernementsspaarbank 5977 inleggers met een tegoed van £ 117 950.

In 1947 bedroegen de uitgaven voor onderwijs £ 27 694 voor de gouvernementsscholen en £ 6206 subsidies aan particuliere scholen. In 1945 werd het L.O. gereorganiseerd en berust sindsdien bij de overheid. Er zijn nu 3 groepen van scholen: Mohammedaanse, Protestantse en R.K. scholen. ⅘ deel van de inheemse bevolking is Mohammedaan; van het overige is een aanzienlijk deel gekerstend.

De sedert 1888 zelfstandige kolonie staat onder een gouverneur, die ter zijde gestaan wordt door een uitvoerende en een wetgevende raad. Sedert 1946 heeft Bathurst een stedelijke raad. Een zelfde college kent het aangrenzende district van Kombo St. Mary, dat eveneens deel uitmaakt van de kolonie.

H. A. BOMER

Lit.: F. B. Archer, The Gamb (1906); H. F.

Reeve, The Gamb (1912); R. Hardinge, G. and beyond (1934); J. M. Gray, A history of the Gamb (Cambridge U.P. 1940).

< >