Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Frederik Willem GROSHEIDE

betekenis & definitie

Gereformeerd theoloog (Amsterdam 25 Nov. 1881), studeerde aan de Vrije Universiteit klassieke letteren en theologie; promoveerde in 1907 op proefschrift De verwachting der toekomst van Jezus Christus. In 1905 werd hij leraar aan het gymnasium te Zetten; in 1907 predikant der Geref. Kerk te Schipluiden; in 1912 hoogleraar aan de V.U. in de vakken, rakende het Nieuwe Testament.

Grosheide is met Greijdanus* de pionier der nieuwere Geref. exegese van het N.T. geworden en vormde als docent en promotor een gehele school van Geref. Nieuwtestamentici. Hij was voorzitter van de commissie van het Ned. Bijbelgenootschap voor de vertaling van het N.T.; is hoofdredacteur van het weekblad Belijden en Beleven, voorzitter van het Ned. Bijbelgenootschap, eindredacteur van het Geref. Theologisch Tijdschrift.Bibl.: Prof. Dr A. T. Robertson’s Beknopte Grammatica op het Grieksche N.T., voor Nederland vrij bewerkt (Kampen 1912); Nieuwtest. exegese (Amsterdam 1912); De eenheid der Nieuwtest. Godsopenbaring (Kampen 1918); De gesch. der Nieuwtest. Godsopenbaring (Kampen 1925); De bevooroordeeldheid der exegese (Kampen 1948); Hermeneutiek ten dienste van de bestudering van het N.

T. (Amsterdam 1929); Algemeene Canoniek van het N.T. (Amsterdam 1935); Verschillende delen van de Korte Verklaring der H. Schrift (uitg. Kok, Kampen); Commentaren op het Nieuwe Testament (uitg. Bottenburg, Kampen) Mattheüs (1922); Hebreën en Jakobus (1927); I Korinthe (1932); II Korinthe (1939); Handelingen I (1942), II (1948); Johannes (1950).

< >