is een begrip met verschillende betekenissen. Vooreerst: als levend mens meemaken (bijv. „jammer, dat vader dat niet meer heeft beleefd”); ten tweede: in het leven iets tot uitdrukking brengen (bijv. „zijn geloof niet alleen belijden, maar ook beleven”).
Geeft het woord in deze twee betekenissen niet veel moeilijkheden, ingewikkelder is het begrip, zoals wij het kennen in de uitdrukking: „ik beleef er niets aan”, welke uitdrukking bijv. gebruikt wordt, wanneer iemand een schilderij ziet, dat niet tot hem spreekt. In deze betekenis benadert de inhoud van het woord „beleven” die van het Duitse woord „erleben” uit de stromingen die onder invloed staan van de idealistische filosofie.Als vertaling van het woord „erleben” wordt bij ons ook vaak het woord „beleven” gebruikt. In deze betekenis gebruikt, bedoelt dat woord, uitdrukking te geven aan datgene, wat er bij ons innerlijk in ons eigen zieleleven geschiedt, wanneer wij jegens een object, dat ons een psychische inhoud geeft, onze betrekking bepalende, erkennen, dat wij bewust — maar ten dele slechts vaag bewust — bij ons zelf iets ervaren, dat uit de betrekking tussen het object en ons zelf ontstaat. Dit „beleven” werd door de zgn. „Erlebnis-Pädagogik” als uitgangspunt voor opvoeding en onderwijs genomen.
Dit „innerlijk beleven” is een begrip, dat eerder in de paedagogiek dan in de wijsgerige literatuur werd gebruikt. In 1818 werd het door Kohlrausch reeds aangewend in paedagogische zin, terwijl Goethe het eerst enige jaren later in een wijsgerig betoog gebruikte. Willen wij de zin van het woord „beleven” of van de uitdrukking „innerlijk beleven” nader verstaan, dan is het nodig, er mee te rekenen, dat zowel bij de mystici als in het vroeg-naturalisme (van bijv. Giordano Bruno), als ook bij de Piëtisten en bij de oudere godsdienstfilosofen, het begrip stellig voorkomt. Juist in de paedagogiek echter kwam het woord tot roem en wel onder invloed van Dilthcy*.
Tussen 1905 en 1930 is voortdurend getracht het begrip „innerlijk beleven” nader te bepalen. Aan deze pogingen zijn o.a. de namen van Dilthey, Bergson, Simmel, Spranger en Scheler verbonden. Tot een eenheid van opvatting kwam men echter niet. Er bleef bijv. een duidelijk onderscheid bestaan tussen de opvatting van Bergson en die van Scheler. Op één punt echter is men het over de betekenis van „beleven” in de zin van „innerlijk beleven”, in kringen die onder invloed staan van het wijsgerig idealisme, eens. Altijd blijft de grondidee: het zoeken van de innerlijke beleving als primaire kenbron voor de realiteit buiten ons.
De kenbron van de realiteit is in de eerste plaats het subject zelf, niet het gegeven object. Het begrip van de dingen ontlenen wij, volgens deze opvatting, dan ook niet aan het object, maar het is een vrucht van de uitdrukking van het eigen innerlijk beleven.
Hier ligt de grote betekenis van het woord „beleven” of „innerlijk beleven” in de paedagogiek. De vorming van den mens door opvoeding is niet mogelijk, door hem kennis over te dragen. Traditie alleen is de dood voor de persoonlijkheidsontplooiing. Elke mens heeft een eigen getypeerd leven en de opvoeding heeft slechts het kind te helpen, dit zó getypeerde leven tot uitdrukking te brengen. Dan vindt het de waarachtige kennis die het nodig heeft. „Bildung ist verwirklichtes So-sein”.
De waarde van de „Erlebnis”-theorie ligt daarin, dat zij de nadruk legt op de noodzakelijkheid van de strijd tegen het intellectualisme, dat het contact met de buitenwereld in rationele begrippen laat opgaan. Het gevaar van deze theorie is echter, dat de kennis van de buitenwereld ondergaat in subjectieve emotionaliteit, PROF. DR J. WATERINK