graaf, Nederlands zeeofficier (Wageningen 13 Apr. 1749 - Den Haag 2 Febr. 1828), diende als kapitein bij de Admiraliteit van Amsterdam op het schip van zijn oom, de schout-bij-nacht Lodewijk van Bylandt, toen deze in Dec. 1779 de vlag moest strijken voor de commodore Charles Fielding en de koopvaarders van zijn convooi naar Engeland moest laten opbrengen. Bij het uitbreken van de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) beschermde het fregat Mars van Frederik van Bylandt als enige Nederlandse oorlogsbodem het rijke handels- en smokkelcentrum St Eustatius.
Schip en eiland werden dan ook in Febr. 1781 aan de Engelse vloot van Rodney overgegeven. Van Bylandt werd later door een zeekrijgsraad vrijgesproken. Van 1784 tot 1786 kruiste hij onder de schout-bij-nacht Van Kinsbergen en van 1792 tot 1793 als eskadercommandant in de Middellandse Zee. Teruggekeerd wegens de oorlogsverklaring der Franse aan de Nederlandse Republiek deed hij in 1793 en 1794 achtereenvolgens dienst op de Zeeuwse wateren, de Noord- en de Zuiderzee, totdat de Fransen over de grote rivieren trokken.
Hij volgde stadhouder Willem V naar Engeland en nam, na de licentiëring der marine in Febr. 1795, zijn ontslag, maar werd onder koning Lodewijk lid en in 1808 zelfs voorzitter van het Wetgevend Lichaam. Na de omwenteling van 1813 werd hij benoemd tot staatsraad en vice-admiraal, als hoedanig hij zich bezighield met de reorganisatie der zeemacht, waarvoor hij ook vroeger in woord en daad had geijverd. DR J. K. OUDENDIJK
Bibl.: Eenige bedenkingen over de zeemagt van de Republiek (anoniem, 1783).
Lit.: J. C. de Jonge, Gesch. v. h. Ned. zeewezen, 2de dr., dl V (Haarlem 1862).