Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

FRANSE REVOLUTIEOORLOGEN

betekenis & definitie

noemt men de oorlogen, die door verschillende mogendheden tegen de eerste Franse Republiek werden gevoerd, ten einde de verspreiding der Revolutie over de staten van Europa alsmede het overwicht, dat Frankrijk door zijn nationale vernieuwing verkreeg, tegen te gaan. Over de aanleidingen tot de eerste Revolutieoorlog — de declaratie van Pillnitz van Aug. 1791, het politiek gebruik, dat de Girondijnen daarvan maakten om de koninklijke regering aan te vallen en de lichtzinnige wijze, waarop Lodewijk XVI aan het nationalistische drijven toegaf in de hoop de oorlog te verliezen — z Franse Revolutie.

Op 20 Apr. 1792 verklaarde Lodewijk aan „de koning van Bohemen en Hongarije” de oorlog, waarop Pruisen zich volgens het verbond van 7 Febr. d.a.v. bij de keizer aansloot. Nadat twee Franse legers onder Rochambeau en Lafayette getracht hadden de krijg op Oostenrijks grondgebied over te brengen, drong een Pruisisch leger onder de hertog van Brunswijk Frankrijk binnen, bezette Longwy (23 Aug.) en Verdun (2 Sept.), maar moest na de kanonnade van Valmy tegen Dumouriez en Kellermann (20 Sept.) terug: men was onderling onenig en bleek de krachten van het révolutionnaire Frankrijk, zij het dan ook dat zijn adellijke officieren voor een groot deel geëmigreerd waren, te hebben onderschat. Ook de Oostenrijkers onder de hertog van Saksen-Teschen, die Rijsel belegerden (22 Sept.7 Oct.), braken nu dat beleg op en werden op 6 Nov. door Dumouriez bij Jemappes in de buurt van Bergen verslagen. Terwijl Dumouriez België veroverde, viel Custine de Palts binnen en bezette Mainz en Frankfort, „bevrijdde” Montesquiou Savoye en Anselme Nice. Juist deze successen echter veroorzaakten een gevaarlijke spanning met Engeland : de opening van de Schelde, de terechtstelling des konings en de bravour van Danton, die voor Frankrijk in de Nationale Conventie „de natuurlijke grenzen” eiste, deden de Eerste Coalitieoorlog uitbarsten (Groot-Brittannië, de Nederlandse Republiek, Spanje, Napels, het Duitse rijk en Pruisen, 1793). Nu rukte Dumouriez Nederland binnen tot Geertruidenberg (5 Mrt), maar moest terug, toen een Oostenrijks leger onder Josias van Saksen-Coburg hem dreigde af te snijden. In de slag bij Neerwinden, niet ver van Maastricht (18 Mrt), werd hij verslagen en na zijn verraad ontruimde het Noorderleger België weer. Ook Mainz, belegerd door de koning van Pruisen (6 Apr. -21 Sept.1, ging verloren. De Engelsen onder de hertog van York sloegen het beleg voor Duinkerken (Aug.), maar moesten dat weer opbreken door Houchard’s overwinning bij Hondschoote (6-8 Sept.). Hetzelfde overkwam de Oostenrijkers onder Saksen-Coburg met hun beleg van Maubeuge: slag bij Wattignies (16 Oct.) door Jourdan. Brunswijk en de Oostenrijker Wurmser behaalden wel onderscheiden successen in de Palts, maar de laatste werd door het Franse Moezelleger onder Hoche op 26 Dec. verslagen bij Weissenburg in de Elzas. Toulon, dat tegen het revolutionnaire gouvernement in opstand gekomen was, had 29 Aug. hulp gekregen van een Engelse en Spaanse vloot. Generaal Dugommier nam het weer in op 18 Dec. 1793. Bij het beleg had zich Napoleon Bonaparte voor het eerst onderscheiden. Frankrijk was gered door de woeste energie van het Comité de Salut Public, waarvan het lid Carnot bij de wet van 20 Aug. 1793 de algemene dienstplicht doorgezet had (levée en masse). Daardoor beschikte de Franse regering in de loop van 1793 over legers, die twee keer zo groot waren als die van de geallieerden. Een bijkomstige omstandigheid was het gebrek aan eenheid van optreden bij de laatsten. Tijdens de „Terreur” in Frankrijk hadden de geallieerden er op gerekend, dat de Revolutie haar eigen dood zou sterven en zich onvoldoende ingespannen.In 1794 kon de krijg van Franse kant aanvallend gevoerd worden. 26 Juni versloeg het Sambre-Maasleger onder Jourdan bij Fleurus een Oostenrijks-Hollands leger onder Saksen-Coburg, dat Charleroi trachtte te ontzetten. Als gevolg daarvan werd België voor de tweede keer veroverd, de Republiek der Verenigde Nederlanden na overtocht over de bevroren rivieren in Jan. 1795 door Pichegru in een Bataafse republiek veranderd — de eerste vazalstaat — en zelfs, toen Clerfayt, aan wie Saksen-Coburg het bevel had overgegeven, zich over de Rijn in veiligheid begeven had, de gehele linker Rijnoever door de Franse Rijn- en Moezellegers onder Michaud en Moreau bezet en veroverd op Oostenrijkers onder Saksen-Teschen en Pruisen onder Möllendorf, tegen wie zij in de eerste helft van 1794 nog met afwisselend geluk gestreden hadden. Over de vrede met Pruisen, dat zich na deze ervaringen om het verloop van de Poolse kwestie uit de oorlog wenste terug te trekken (Apr.), met de Bataafse republiek, dat een of- en defensief verbond met Frankrijk tegen Engeland aanging (Mei, Vrede van ’s-Gravenhage), en met Spanje (Juli) z Bazel, Vrede van, en Bataafse republiek. Een expeditie der Engelsen onder Warren om de opstand der Chouans en in de Vendée te hulp te komen mislukte deerlijk op het schiereiland Quiberon (Juni/Juli 1795), Corsica echter hadden zij weten te bemachtigen onder admiraal Hood.

Het kwam er nu op aan Oostenrijk te bedwingen. Gedurende de rest van 1795 en in 1796 werd aan Rijn en Donau met weinig succes gestreden. 6 Juni 1795 werd Luxemburg ingenomen, de Franse generaal Kléber slaagde er echter niet in, Mainz te bemachtigen en de Franse bezetting van Mannheim moest 22 Nov. capituleren. Clerfayt en Wurmser verzuimden echter van deze voordelen voldoende profijt te trekken: de veldtocht eindigde met weinig beslissende schermutselingen in de Palts, die in het laatst van December tot een wapenstilstand leidden. Het Directoire, daartoe in staat gesteld door de zware oorlogsschadeloosstelling aan de Bataafse republiek opgelegd, besloot echter tot een krachtig offensief in 1796, dat in Duitsland door Jourdan en Moreau en in Italië door Bonaparte zou worden geleid. Jourdan echter werd 15 Juni bij Wetslar door aartshertog Karel verslagen en moest weer over de Rijn terug. Moreau had meer succes, hij kwam door het Zwarte Woud en rukte langs de Donau tot de Isar voort. Nu trok ook Jourdan weer over de NederRijn en bereikte de Main. Hij werd echter opnieuw door aartshertog Karel bij Amberg (24 Aug.) en Würzburg (3 Sept.) verslagen en moest opnieuw de Rijn over. Ook Moreau kon nu niet anders meer dan terugtrekken. Bonaparte profiteerde natuurlijk van deze zware worstelingen. Hij wist het leger van een goede geest te doordringen door in strijd met de hem verstrekte bevelen de soldij voor zijn manschappen voor de helft in klinkende munt uit te betalen en begon 9 Apr. 1796 van Savona bij Genua uit de operatie tegen de Sardinische en Oostenrijkse troepen. 12, 13 en 14 Apr. versloeg zijn onderbevelhebber Masséna een Oostenrijks voor-leger onder Beaulieu bij Montenotte, Millesimo en Dego en daarna (21 Apr.) de Piemontezen onder Collé bij Mondovi, waarop hij zich als een wig tussen deze en de Oostenrijkers in drong, met snelle dagmarsen naar de Po oprukkende. Belangrijk was, dat de Piemontese regering, die reeds lang met de Oostenrijkers overhoop lag, verraad pleegde en een afzonderlijke vrede met de Franse „koningsmoordenaars” sloot (15 Mei) tegen afstand van Savoye en Nice. Bonaparte trok nu met het hoofdleger langs de rechteroever van deze rivier naar Piacenza, waar hij haar overschreed, waarop het Oostenrijkse leger, dat gevaar liep afgesneden te worden, terug moest en over de Adda wist te ontkomen. Bij Lodi betwistte de achterhoede van Beaulieu de overtocht aan Masséna. Tevergeefs (10 Mei), waarop Milaan ingesloten werd (het moest zich 29 Juni overgeven); geheel Lombardije, ja zelfs de pauselijke Romagna en Toscane werden bezet.

Nadat het beleg geslagen was om de vesting Mantua, die de toegang tot het dal van de Etsch beheerste (5 Juni), werden in de volgende maanden aan de hertogen van Parma, Modena, Toscane, de koning van Napels en de paus vredesovereenkomsten opgelegd, waarbij deze machthebbers veroordeeld werden tot grote oorlogsschadeloosstellingen en uitkeringen van kunstschatten. Nu trachtten de Oostenrijkers onder Wurmser Mantua te ontzetten, maar gehinderd als zij waren door het Franse offensief in Zuid-Duitsland werden zij bij Castiglione (5 Aug.) en Bassano (8 Sept.) verslagen. Eveneens verijdelde Bonaparte twee ontzetpogingen van Alvinczy in de slagen van Arcole (15-17 Nov.) en Rivoli (14 jan. 1797). Op 2 Febr. 1797 moest Mantua zich overgeven. Wel kreeg aartshertog Karel nu het opperbevel over de Oostenrijkse legers in Italië en de Oost-Alpen, die inmiddels ook zoveel mogelijk versterkingen ontvingen, maar het hielp al niet meer. In strijd met de hem verstrekte bevelen rukte Bonaparte naar Wenen op en bereikte 29 Mrt Klagenfurt en Laibach. Daar geraakte hij in groot gevaar door voedselgebrek en in zijn rug uitgebroken opstanden in Italië, waarop hij de keizer eigenmachtig gunstige vredesvoorwaarden bood. 18 Apr. werden de preliminairen van Leoben gesloten, die mede een einde maakten aan het offensief, dat Moreau en Hoche ook over de Rijn ingezet hadden. De reden, dat het nog de hele zomer duurde, alvorens de voorvrede in een definitieve vrede veranderd werd, was dat de royalisten een stembusoverwinning behaald hadden. Er bestond kans, dat generaal Pichegru de republikeinse regering omver stootte en Oostenrijk hoopte natuurlijk ondanks zijn nederlagen een nog gunstiger vrede dan die van Leoben te kunnen bedingen. Toen deze kans echter verspeeld was door een militaire staatsgreep van Fructidor, werd de Vrede van Campo Formio geratificeerd (17 Oct. 1797): Oostenrijk stond de Zuidelijke Nederlanden en Milaan af; het verkreeg daarvoor Venetië, dat in de oorlog neutraal geweest was, tot de Mincio; het erkende de door Frankrijk opgerichte Ligurische en Cisalpijnse republieken en beloofde mede te werken aan de verkrijging van de linker Rijnoever tot Andernach door Frankrijk: een Congres te Rastatt zou uitmaken, welke schadevergoedingen op de rechter Rijnoever aan die vorsten zouden worden toebedeeld, die door deze laatste maatregel land zouden verliezen.

Middelerwijl was de oorlog tegen Engeland door Frankrijk vrij ongelukkig gevoerd. Een groot deel der koloniën van de Bataafse republiek was door de Engelsen in beslag genomen: 15 Sept. 1795 de Kaapkolonie door admiraal Elphinstone, half Febr. 1796 Ceylon, in Apr. van datzelfde jaar Demerary, Essequibo en Berbice, in hetzelfde voorjaar de Molukken behalve Ternate, in Aug. Malakka en in Nov. de posten op Sumatra’s westkust en in Voor-Indië. In Aug. 1796 waren Frankrijks kansen iets gestegen, doordat het zijn diplomatie gelukte het Spaanse hof tot een bondgenootschap tegen Engeland over te halen. Spanje voelde zich nl. juist door Engelands successen bedreigd in zijn Amerikaanse bezittingen. Nu was Groot-Brittannië werkelijk de Middellandse Zee een jaar lang kwijt, wat de herovering van Corsica door de Fransen ten gevolge had. Er werden nu plannen beraamd een opstandige beweging in Ierland te ondersteunen, die ook niet opgegeven werden, toen de Spaanse vloot bij Kaap St Vincent verslagen werd (14 Febr. 1797). Aan Spanje echter kostte deze nederlaag het verlies van Trinidad. Toen de Bataafse marine onder admiraal Winter bij Kamperduin door de Engelse admiraal Duncan vernietigd was (11 Oct. 1797), waren de kansen op het welslagen van dergelijke aanvalsplannen eigenlijk reeds verdwenen. Na zijn terugkeer uit Italië bestudeerde Bonaparte de kans van een landing in Engeland zelf, maar bevond haar te gering. Wel landde 22 Aug. 1798 generaal Humbert met een klein legertje in Ierland, maar dit betrof slechts een afleidingsoffensief en de expeditie mislukte dan ook spoedig. De eigenlijke aanval was op voorstel van Talleyrand op Egypte gericht. De bedoeling was een nieuwe zeeweg naar Indië te scheppen en opstanden in dat laatste land voor te bereiden. De bekende voorstelling, als zou het Directoire de populaire Bonaparte kwijt hebben willen wezen, is vermoedelijk onjuist. Er was in het voorjaar van 1798 alweer een erge spanning met Oostenrijk — 15 Febr. was in plaats van de Kerkelijke Staat een Romeinse republiek geproclameerd, de uitroeping van een gecentraliseerde Helvetische republiek (22 Mrt) schiep opnieuw een Franse vazalstaat en de onderhandelingen op het Rastatter congres verschaften mede aan de weinig-beheerste imperialistische politiek van de Franse regering de gelegenheid zich op de rechter Rijnoever duchtig te laten gelden. Oostenrijk voelde zich dus bedreigd en het Directoire voorzag reeds een nieuwe Europese oorlog. Het stond wel is waar aan Bonaparte de expeditie toe, waarbij hij „nieuwe roem” behalen wilde, maar op voorwaarde, dat hij de vloot onmiddellijk terugzenden en zelf ook zo spoedig mogelijk terugkeren zou. Maar dat gebeurde niet.

De expeditie naar Egypte, die betaald werd uit de kapitalen, die in Zwitserland en Italië geroofd waren, leverde wel is waar aanvankelijk mooie successen op. 12 Juni werd Malta bezet door admiraal Brueys en generaal Desaix. Toevallig ontkwam men aan de Engelse vloot onder Nelson, bestormde 2 Juli Alexandrië, versloeg 21 Juli de Mamelukken in de slag bij de Pyramiden en trok Cairo binnen. Maar 1 Aug. vernietigde Nelson Brueys’ vloot op de rede van Aboekir: de expeditie hing voortaan in de lucht, Turkije schepte moed en verklaarde Frankrijk de oorlog (1 Sept.). Een nieuwe coalitie vormde zich: reeds 19 Mei 1798 had Napels, dat zich door de oprichting van de Romeinse republiek bedreigd gevoelde, een bondgenootschap met Oostenrijk gesloten. Pitt deed zijn uiterste best, Pruisen weer in de coalitie te halen, maar dat mislukte. Van het uiterste belang was, dat Paul I van Rusland zich met de Europese aangelegenheden ging bemoeien. Zijn ideaal was „de wettige verhoudingen” te herstellen, hij had zich geërgerd aan de verovering van Malta op de aloude Johannieterorde en rekende Ruslands Oosterse politiek niet gebaat bij een Franse machtspositie in Italië en aan de Nijl. Zo werd 29 Nov. een bondgenootschap tussen Rusland en de koning van Napels gesloten.

De legers van de laatste — aangevoerd door de Oostenrijker Mack — waren toen reeds in de Romeinse republiek gevallen. 23 Dec. kwam een Turks-Russische en 26 Dec. een Russisch-Engelse alliantie tot stand. Oostenrijk aarzelde nog, zich in de strijd te werpen. Wel verleende het vrije doortocht aan de Russische troepen onder Soeworow, die zich naar Italië zouden begeven. Intussen had generaal Championnet, die Rome te hulp was geschoten, Napels veroverd (Jan. 1799); het land was veranderd in een Parthenopeïsche republiek. 12 Mrt verklaarde het Directoire aan Oostenrijk de oorlog. De Tweede Coalitieoorlog was uitgebroken en hij ging voor Frankrijk gevaarlijker worden dan de eerste, omdat de bondgenoten Frankrijks kracht hadden leren kennen en zich beter voorbereid hadden. Door het meedoen van Rusland was een militaire mogendheid van eerste grootte gewonnen. Nadeel voor de geallieerden bleef intussen hun verdeeldheid, in het bijzonder bleek de Russisch-Oostenrijkse rivaliteit een groot struikelblok.

In het voorjaar van 1799 rukten Jourdan en Bernadotte over de Rijn, maar 21 en 25 Mrt werd de eerste door aartshertog Karel bij Ostrach en Stockach verslagen. Alleen Mannheim en Heidelberg bleven op de rechter Rijnoever in Frans bezit. Een symptoom van de stemming, die bij de bondgenoten ten opzichte van Frankrijk heerste, vormde de Rastatter gezantenmoord (28 Apr.), die in strijd met alle volkenrecht was. Middelerwijl zat Bonaparte niet stil. Van Jan. tot Mei veroverde Desaix Opper-Egypte. In Febr. was de opperbevelhebber zelf een expeditie naar Syrië begonnen. Op 7 Mrt was Jaffa genomen, sedert 19 Mrt belegerde hij St Jean d’Acre. Een Turks ontzettingsleger werd 16 Apr. bij de berg Tabor verslagen. Maar dit alles kon geen gewicht in de schaal werpen voor de worsteling in Europa. 27 Apr. werd Moreau door Soeworow verslagen bij Cassano, als gevolg waarvan Lombardije en Piemont verloren gingen. Uit Napels rukte nu de Franse generaal Macdonald naar het N. maar leed eveneens een nederlaag bij de Trebbia, een zijriviertje van de Po (17-19 Juni). Het kwam er vervolgens op aan, de Helvetische republiek en over een lang front Frankrijk aan te vallen: liefst in het Z.O., omdat aan de Rhöne de meeste royalisten waren. Dit lukte aanvankelijk: een tweede Russisch leger onder Korsakow trok op Zwitserland aan. Een Frans tegenoffensief in Italië onder generaal Joubert, die door het Directoire over de resten van Moreau’s en Macdonald’s legers aangesteld was, werd door Soeworow 15 Aug. afgeslagen bij Novi. In deze zelfde Augustusmaand begon de inval van Britse en Russische strijdkrachten onder Abercromby en Hermann in Noordholland (z Bataafse republiek), waarvan het doel was het verwekken van een volksopstand in Noord-Nederland en het ondernemen van een inval in België. Terzelfder tijd was Suriname aan de Hollanders afgenomen. Toen bleken echter diepgaande onenigheden tussen de Oostenrijkers en de Russen. Aartshertog Karel begaf zich met zijn leger naar het N., in plaats van een inval naar Lyon te wagen. Hij sloeg het beleg om Mannheim en nam dit in. Het scheen, dat Oostenrijk vooral uit was op de herovering van de Zuidelijke Nederlanden. Middelerwijl had Bonaparte het beleg van St Jean d’Acre moeten opgeven (20 Mei), hij was naar Egypte teruggetrokken, waar hij 25 Juli een Turks landingsleger bij Aboekir verslagen had, maar 22 Aug. had hij zich met achterlating van zijn leger, dat nog slechts een langzame ondergang beschoren was, naar Frankrijk ingescheept. Toen hij 8 Oct. te Fréjus landde, was de toestand van het land belangrijk verbeterd: Lecourbe had Mannheim heroverd, Brune en Daendels hadden de Engelsen en Russen bij Bergen en Castricum teruggeslagen (19 Sept. en 2 Oct.), waarop de invallers zich weer inscheepten (18 Oct.), en Masséna had Korsakow bij Zürich verslagen (25 en 26 Sept.). Wel is waar brak de Russische opperbevelhebber nu over de St Gotthardpas door de Franse legers in Zwitserland heen, maar de kans op een inval in Frankrijk zelf was voorbij, ondanks de nederlaag nog eens van Championnet tegen de Oostenrijkse generaal Melas bij Fossano (4-5 Nov.). In Dec. marcheerde Soeworow weer naar zijn land terug en trok Paul I zich teleurgesteld uit de Coalitie terug. Toch was Bonaparte overal als de redder des vaderlands toegejuicht. (Over diens omverwerping van de macht van het Directoire door de staatsgreep van 18 Brumaire, de innerlijke oorzaken daarvan en de oprichting van het Consulaat z Brumaire.)

Nog in Dec. 1799 had de Eerste Consul zich met vredesaanbiedingen tot Engeland en Rusland gericht; toen deze afgeslagen werden, moest het zwaard beslissen. Dat die beslissing in 1800 inderdaad bereikt werd, is ten minste evenzeer het werk van Moreau als van Bonaparte geweest. In het laatst van Apr. trok Moreau de Rijn over, versloeg de Oostenrijkse generaal Von Kray 3 Mei bij Stockach, 5 Mei bij Messkirch, 9 Mei bij Biberach en daags daarop bij Memmingen. Nu kon Beieren bezet worden en werden enige regimenten onder Lannes over de St Gotthard gezonden om Bonaparte in Italië te helpen. Diens schitterende tocht over de Grote St Bernhard (14-26 Mei) werd in de Franse kranten, die onder regeringstoezicht stonden, met die van Hannibal vergeleken, maar de naam van Moreau werd beklad. Op 4 Juni moest Masséna capituleren te Genua. De grote slag bij Marengo tegen Melas (14 Juni) was bijna een nederlaag geweest en werd door het ingrijpen te rechter tijd van Desaix nog net op tijd gewonnen. Nu sloot men 15 Juni de wapenstilstand van Alessandria, waardoor de Oostenrijkers Piemont en Lombardije ontruimden. Moreau had 5 Juni de slag bij Ochsenhausen gewonnen en 19 Juni die van Hochstedt. Nu werd ook in Duitsland een wapenstilstand gesloten (die van Parsdorf, 15 Juli). Toen vredesonderhandelingen niet opschoten, was het Moreau’s geweldige overwinning bij Hohenlinden (3 Dec.), die tot de Vrede van Lunéville leidde: op dezelfde voorwaarden als die van Campo Formio, behalve dat Frankrijk nu de hele linker Rijnoever verkreeg. Achtereenvolgens sloten nu ook Napels, Portugal en Rusland vrede. In de steek gelaten door zijn bondgenoten en gehandicapt door binnenlandse moeilijkheden, was ook Engeland bereid tot onderhandelen, te meer omdat het Malta had kunnen bezetten en Egypte voor Turkije heroveren. In Juni 1800 was Bonaparte’s opvolger, Kléber, vermoord. Diens opvolger, Menou, was onbekwaam. In Mrt en Apr. 1801 waren de Fransen enige malen door de Engelsen verslagen: 23 Juni capituleerde Cairo, 31 Aug. Alexandrie. Zo kwam de vrede met de sultan en eindelijk ook die met Groot-Brittannië tot stand (te Amiens, 27 Mrt 1802): Turkije kreeg Egypte terug, het Franse leger repatrieerde op Engelse schepen, Malta kwam weer aan de Johannieters, de Jonische eilanden werden onafhankelijk. Engeland behield Ceylon, maar gaf de andere Bataafse koloniën terug, ook Curaçao, dat het nog in 1800 veroverd had. Voor de volgende Coalitieoorlogen z Napoleontische oorlogen.

DR J. S. BARTSTRA

Lit.: L. Von Ranke, Ursprung und Beginn der Revolutionskriege (45ste dl der Samtl. Werke, 1879); Vallaux, Les campagnes de l’armée française (1792-1815) (1899); Kriege unter der Regierung des Kaisers Franz I, Krieg gegen die Französische Revolution (Oostenr. generale-stafswerk, 1905); G. Bourdeau, Campagnes modernes, I. l’Epoque républicaine (1792-1804) (met atlas 1912); A. Chuquet, Les guerres de la Révolution, 11 dln elk onder een aparte titel (1886-’96); S. Wilkinson, The French army before Napoleon (1915) ; R. W. Phipps,The armies of the First French Republic (1926-1929).

< >