Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

FRANS WEST-AFRIKA

betekenis & definitie

(Afrique Occidentale Française; A.O.F.) omvat Senegal, Frans Guinea, Ivoorkust, Dahomey, Frans Soedan, Mauretanië, Niger, en Opper-Volta (Haute Volta), elk onder een gouverneur en met eigen bestuur en beheer en te zamen onder een te Dakar zetelende gouverneurgeneraal. Het zelfstandige gebied van Dakar, de Circonscription de Dakar et Dépendances maakt sedert 1 Juli 1946 deel uit van Senegal.

De oppervlakte bedraagt 4 675 470 km2, het aantal inw.(1948) 15 996 000.

Oppervl. in km2 Bevolking

Fr. Guinea 247 000 2 125 000

Ivoorkust 331 000 2 031 000

Opper Volta 293 000 3 037 000

Dahomey 118 000 1 458 000

Fr. Soedan 1 161 000 3 080 000

Mauretanië 1 165 000 497 000

Niger 1 164 000 1 873 000

Senegal 196 000 1 720 000

Dakar en Onderh 470 175 000

Totaal A.O.F 4 675 470 15 996 000

In 1946 verbleven er 32 044 Europeanen, waarvan 21 116 Fransen. De voornaamste inheemse stammen zijn: in Senegal de Ouolofs (ca 600 000 in getal, merendeels Islamieten), in Soedan, in Senegal, Guinea en Ivoorkust de Bambaras en de Mandingos (ca 2 100 000); in Soedan, Senegal en Guinea de Peuls of Fulbés (ca 1 939 000), in Opper-Volta de Mossi (ca 1 300 000), in Senegal, Guinea en Soedan de Toucouleurs (ca 246 000) en in Ivoorkust de Baoules, de Agnis, de Gouros en Kroenegers.

Invoer in Uitvoer in

1000 frs G.F.A. 1000 frs G.F.A.
1947 1947

Senegal, Mauretanië en Soedan 8 357 158 4 017 250

Guinea 985 164 839 997

Ivoorkust 1 773 090 1 933 508

Dahomey 603 618 339 460

Niger 197 449 365 536

Totaal A.O.F 11 916 479 7 495 751

Goederen Uitvoer van A.O.F. naar hoeveelheid en waarde

Hoeveelheid (in metr. t.) Waarde in 1000 frs C.F.A.

aardnoten 192 177 2 045,8

palmpitten 40 018 336,9

koffie 44 052 1 121,3

aardnotenolie 35 908 1 162,8

cacao 28 048 236,9

hout 48 755 94.3

gom 7 452 177,3

palmolie 712 9,3

gedroogde bananen 1 121 52,0

katoen 720 25,9

sisal 583 11,3

bananen 33 023 455,9

Het gebied had in 1947 een invoer van 11 916 479 000 frs C.F.A., vooral omvattend textiel, brandstofolie, dranken en voedingsmiddelen benevens gereedschappen e.d.

In 1947 liepen 3562 schepen (460 2841 ton inhoud) de havens van Frans West-Afrika binnen. 2386 vliegtuigen, vervoerende 11 868 reizigers, 352 m. ton mail en 1251 m. ton bagage maakten gebruik van het vliegveld Yof (bij Dakar). Begin 1946 waren er 3878 km spoorlijn in gebruik, aan telefoon- en telegraaflijnen telde men resp. 18 555 en 43 610 km. De sinds 1922 werkende spaarbank had medio 1947 64 022 spaarders met een tegoed van 209 millioen frs. Het gebied heeft een eigen bank (Banque de l’Afrique Occidentale Française), die biljetten uitgeeft. Sinds 26 Dec. 1945 heeft de Westafrikaanse franc een eigen koers, is dus niet meer gekoppeld aan de Franse munt. De Franse maten en gewichten zijn in gebruik. De gouverneur-generaal wordt in zijn taak ter zijde gestaan door een kleine raad, bijna geheel bestaande uit de hoofden van de civiele en militaire diensten en een grote raad, gevormd door uit de territoriale raden gekozen leden (5 van ieder). Elk van de 9 onderdelen heeft aan het hoofd een gouverneur met naast zich een kleine raad, bestaande uit de hoofden van dienst benevens 2 door de gouverneur-generaal benoemde leden en een algemene raad van gekozen Europese en Afrikaanse leden. Er is een algemeen budget voor het geheel en er zijn afzonderlijke budgetten voor elk der onderdelen. Annex aan het algemeen budget is een gemeenschappelijke begroting voor de spoorwegen, de autodiensten en de havens, met uitzondering voor de haven van Dakar. In 1947 bedroeg het algemeen budget 5 117 234 000 frs (1948: 7 912 694 000 frs geraamd), het totaal van de afzonderlijke begrotingen 37 11 214 000 frs.

H. A. BOMER

GESCHIEDENIS

Reeds in de 17de eeuw bezat Frankrijk in West-Afrika St Louis aan de mond van de Senegal (gesticht in 1626 door een Normandische compagnie) en Whydah aan de Slavenkust (gesticht in 1671 door d’Elbée). Uitgebreid naar het binnenland en bevestigd tot de kolonie Senegambië werd de eerste vestiging door André Brue (1697-1720). Diens resultaten gingen echter in de Napoleontische tijd weer verloren en werden pas weer voortgezet door Generaal Faidherbe* (1863-1865). Deze bezette het stroomgebied van de Boven-Senegal reeds tot Bafulabe. Te beginnen met 1883 — toen Bamako aan de Boven-Niger werd bereikt — zetten de Fransen een krachtige expansiepolitiek in, die zowel van de verschillende Franse posten aan de bocht van Guinea, als van Senegambië uitgaande, tot doel had de onderscheiden Portugese, Engelse en Duitse bezittingen van hun achterland aan de Niger af te snijden. Voor Frankrijk zou dit de betekenis hebben om zodoende zowel de karavaanwegen in het N. als die in het Z. van de Sahara te beheersen. In Mrt 1888 kwam Foeta Djallon onder Frans protectoraat, in 1890 Kong (door de reizen van kapitein Binger). Als gevolg daarvan kwam 10 Aug. 1889 een gunstige grensregeling met de Britse kolonies Gambië, Sierra Leone en de Goudkust tot stand. Van de laatste bezitting was de N. grens echter nog niet vastgesteld. Wel werd met de Britse Nigercompagnie als grens afgesproken: een lijn van Say aan de Niger naar Baroea aan het Tsaadmeer (5 Aug. 1890), wat echter ongunstig voor de Fransen was. Nu kon men in Dec. 1893 Timboektoe aan de Nigerboog bezetten. Tot de ernstigste vijanden van de Franse kolonisatie behoorde o.a. Behanzin, vorst van Dahomey. Deze was in Jan. 1894 onderworpen. Men kan zeggen, dat de wedloop in West-Afrika door Frankrijk gewonnen was, toen Duitsland het opgaf (23 Juli 1897) en als noordelijke grens van Togo de 11de breedtegraad aanvaardde. Nu bewilligde Engeland in dezelfde lijn voor de Goudkust (14 Juni 1898). Bij de Marokko-Egypte conventie van 8 Apr. 1904 kreeg Frankrijk nog een kleine voordelige rectificatie der grens Say-Baroea met Brits Nigeria en bij de Vrede van Versailles het grootste deel van Togo als Volkenbondsmandaat. Sedert 1895 waren Senegambië, Frans Guinea, de Ivoorkust en Dahomey tot „Frans West-Afrika” verenigd.

Lit.: R. Delà vignette, Afrique Occidentale Française (1931) ; Guide des Colonies Françaises: Afrique Française (1931); E. F. Gautier, L’Afrique noire occ. (Paris 1935); G. Tuaillon, L’A. O. F. (Paris 1936); Idem, Bibliographie critique de l’A. O. F. (Paris 1936); G. Hardy, L’A. O. F. (Paris 1937); E. Joricha, Bibliographie de l’A. O. F. (Paris 1937); J. L. Monod, Hist. de l’A. O. F. (Paris 1938); Général Duboc, L’Epopée colon, en A. O. F. (Paris 1938); Ch. Hanin, Occident Noir (Paris 1947); G. Spitz, L’Ouest Afr. Franç., A. O. F. et Togo (Paris 1948).

< >