Nederlands schilder (Antwerpen ca 1580 - Haarlem 26 Aug. 1666), leerde te Haarlem bij Karel van Mander*, zonder echter diens schilderwijze te volgen. Hals werkte op een geheel nieuwe en originele wijze, waarbij hij nooit van voorstudies gebruik schijnt gemaakt te hebben.
Er is slechts één tekening van zijn hand bekend en daarvan wordt de toeschrijving aan Hals nog betwijfeld. Zijn eerste opdracht kreeg de kunstenaar in 1616, nl. om de Officieren van den S. Jorisdoelen te Haarlem te schilderen (nu Frans Hals Museum te Haarlem). Nadat zijn eerste vrouw in 1615 was gestorven, bezocht hij Brussel en hertrouwde in 1617. Een Echtpaar in het Rijksmuseum te Amsterdam wordt wel voor een portret van hemzelf met zijn vrouw gehouden, doch dit is niet waarschijnlijk. Verder schilderde Hals een gehele reeks portretten, waaronder ook kinderportretten, welke laatste vooral uitmunten door natuurlijkheid en levendigheid (bijv.
De Bokkenwagen te Brussel). Daarnaast komen van zijn hand genre-figuren voor als de Soldaat met een glas in de hand te Amsterdam. In 1627 schilderde hij opnieuw de Officieren van het S. Jorisgilde te Haarlem (Museum te Haarlem) en in hetzelfde jaar de Schutters van den Kloveniersdoelen (Haarlem). Uit de tijd van 1620-1630 zijn er nog 27 portretten van zijn hand bekend, terwijl er uit de tijd van 1630-1640 ca 70 over zijn. Van zijn Bijbelse voorstellingen is niets meer bewaard.
Ca 1633 schilderde Hals opnieuw de Officieren van den Kloveniersdoelen (Haarlem). Nu beeldde hij hen niet meer uit bij een maaltijd doch als een krijgsraad. Een Schuttersstuk voor Amsterdam (nu Rijksmuseum) werd door Pieter Codde afgemaakt. Uit deze tijd zijn ook de portretten van Lucas de Clercq en zijn vrouw te Amsterdam en ook enige volkstypen als bijv. de Zigeunerin in het Louvre te Parijs en Malle Babbe (New York en Berlijn). Na ca 1640 komen dergelijke schetsen minder voor.Van 1639 is een nieuw Schuttersstuk van het S. Joris gilde (Haarlem) en van 1641 zijn de Regenten van het St Elizabeth Gasthuis (Haarlem). In dit laatste werk is veel minder kleur dan vroeger. Er is veel grijs-groen en zwart in. In 1664 schilderde Hals de beide werken met de Regenten en de regentessen van het Oude Mannenhuis (Haarlem). Hij had vaak met armoede te kampen en eindigde zijn leven in het Oude-Mannenhuis.
Van de stad kreeg hij een kleine toelage, waarvoor hij de beide laatste werken moest uitvoeren. Hij had zeven zoons, die allen schilder zijn geworden. Tot zijn leerlingen behoorden Adriaan van Ostade, Judith Leyster, die huwde met Jan Miense Molenaer, en Jan de Bray en waarschijnlijk ook Adriaen Brouwer, Jan Verspronck en Philips Wouwerman.
Verdere leden van deze familie zijn:
Dirk (Haarlem, ged. 19 Mrt 1591 begr. 17 Mei 1656), broer van de voorgaande. Hij leerde bij Frans Hals en onderging waarschijnlijk ook de invloed van Buytewech. Hij schilderde vooral portretten, verder ook taferelen in parken en interieurs.
Harmen (Haarlem ged. 2 Sept. 1611 15 Febr. 1669), zoon van Frans Hals. Van hem zijn levensgrote groepen te Hamburg, Schwerin en Leipzig.
Frans, de jonge (Haarlem ged. 16 Mei 1618 na Apr. 1669), zoon van Frans Hals. Zijn werk is van weinig betekenis.
DR R. VAN LUTTERVELT
Lit.: G. S. Davies, F. H. (London 1902); J. Veldheer, Gonneten Schmidt Degener, F. H. in Haarlem (Amsterdam 1907); E.
W. Moes, F. H., sa vie et son oeuvre (Bruxelles 1909); G. Hofstede de Groot, Beschreibendes u. kritisches Verzeichnis der Werke der hervorr. holl. Meister desXVII. Jahrh.
III (Haag 1910); W. v. Bodeen M. J. Binder, F. H. (2 dln, Berlin 1914); W. R.
Valentiner, F. H., des Meisters Gemälde (Berlin 1923, Klassiker der Kunst 28); F. Schmidt-Degener, F. H. (Amsterdam 1924); F. Dü 1 berg, F. H. (Stuttgart 1930); N.
S. Trivas,The paintings of F. H. (New York 1941); G. D. Gratama, F. H. (Den Haag 1943); Th.
Luns, F. H. (Amsterdam 1946, Paletserie)