Wij leren de materiële cultuur van de Franken vrijwel uitsluitend kennen door de vondsten in hun grafvelden, die vooral in Zuid-België en Noord-Frankrijk worden aangetroffen, maar ook aan de Rijn en in Nederland. Het bekendst is het graf van koning Childerik, dat te Doornik is ontdekt.
In de graven vindt men tal van voorwerpen, die aan Laatromeinse overblijfselen herinneren, ijzeren wapens en aardewerk, vooral kleine, hard gebakken urnen. Het nieuwe karakter van de cultuur wordt echter bepaald door voorwerpen, die de invloed van oostelijke kunst vertonen. Door de Grote Volksverhuizing is deze kunst, die haar oorsprong in het gebied der steppen van Azië en Europa heeft, over een enorm gebied verspreid. Zij wordt in de graven van de Franken vertegenwoordigd door kleine voorwerpen, gekenmerkt door motieven die aan vlechtwerk zijn ontleend, door een ornamentiek die gebruik maakt van figuren van dieren, door kleurige stenen als decoratie. Zulke voorwerpen, die worden aangetroffen in alle streken, waarin Germaanse volkeren zijn doorgedrongen, tot in Italië en Spanje, zijn niet bijzonder eigen aan de cultuur van één bepaald volk. Door de opkomst van het Christendom verdwijnen de bijgiften langzamerhand uit de graven. Dit middel om de cultuur van de bewoners te leren kennen ontbreekt ons dus voor de Karolingische tijd. Door opgravingen in de burchten en nederzettingen van die periode worden wij intussen nader onderricht. Dorestad heeft daarbij voor Nederland een bijzondere betekenis.PROF. DR A. W. BYVANCK
Lit.: J. Strzygowski, Altaï-Iran und Völkerwanderung (1917); J. H. Holwerda, Dorestad en onze vroegste Middeleeuwen
(1929).