(1222 - 19 Juli 1234), zoon van graaf Willem I en van Aleid, een dochter van graaf Otto I van Gelre, aanvaardde op elfjarige leeftijd onder de voogdij van zijn achterneef, graaf Boudewijn van Bentheim, het bewind. Deze gaf toe aan de eisen van graaf Ferrand van Vlaanderen in zake Zeeland bewester Schelde.
Floris werd weldra gewikkeld in de oorlog der Geldersen tegen de bisschop van Utrecht, Otto van der Lippe, die echter door tussenkomst van een pauselijk legaat spoedig een einde nam. Naderhand had hij nogmaals ongenoegen met die bisschop, doch stond hem in 1226 en 1227 bij in de strijd tegen Rudolf van Coevorden en de Drenten, terwijl hij tevens zorgde, dat zijn bloedverwant Wilbrand Otto opvolgde op de bisschopszetel. In 1234 nam Floris deel aan een kruistocht tegen de Stedingers aan de Elbe, die als ongelovigen werden beschouwd. In hetzelfde jaar vond hij de dood tijdens een steekspel ergens in Frankrijk (Noyon of Corbie?). Hij was gehuwd met Machteld, een dochter van Hendrik, hertog van Brabant, en weduwe van keizer Otto IV. Van zijn vijf kinderen was de oudste, Willem, nog geen zeven jaar. Onder zijn bewind is het land van Altena een Hollands leen geworden.