Italiaans architect (Messina 16 Juni 1676 - Madrid 31 Jan. 1736), begon als decorateur, werkte te Rome onder Carlo Fontana en bemoeide zich veel met het theater en de toneelbouw. Nadat hij in 1714 te Messina in dienst was gekomen van Victor Amadeus II, reisde hij in zijn gevolg mee naar Piemonte, waar hij werd benoemd tot architect van deze vorst.
Te Turijn maakte hij de S. Filippo, de gevel van S. Cristina, een Quartiere militare bij Porta Susa en de westgevel van het palazzo Madama (1718). In 1717 begon de bouw van zijn enorme kerk, de Superga. In de jaren 1719 en 1720 was hij in Portugal, waarheen hij was geroepen voor de bouw van het koninklijk paleis en de kathedraal. Men schrijft hem ook toe de plannen voor het slot Mafra.
Toen hij terugkeerde naar Turijn maakte hij daar de plannen voor het grootse slot Stupinigi. Ook werkte hij te Rome en te Mantua. In 1735 werd hij naar Madrid geroepen, waar het koninklijk paleis in 1734 verbrand was. Hij maakte daarvoor een model, maar stierf midden in zijn werk.Lit.: L. Masini, La vita e l’arte di F. J., in: Atti della Soc. piemontese di archeol. e belle arti IX (1920); A. Telluccini, F. J. in Piemonte (Torino 1926); A. E. Brinckman, Theatrum novum Pedemontis (Düsseldorf 1930).
