Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-06-2022

Fernando alvarez de toledo van alva

betekenis & definitie

hertog (Piedrahita 29 Oct. 1507 — Lissabon 11 Dec. 1582), Spaans veldheer en staatsman, opperbevelhebber van het Spaanse leger en raadsman van Karel V en Philips II van Spanje, behoorde tot een aanzienlijk geslacht. Toen zijn vader, Garcias de Toledo, admiraal der Spaanse vloot, in een zeeslag tegen de Moren gesneuveld was (1510), werd hij opgenomen in het huis van zijn grootvader, Frederik de Toledo, een gestreng, ruw, doch ervaren krijgsman, die den knaap een Spartaanse opvoeding gaf en niets verzuimde, om hem tot een uitstekend staats- en krijgsman te vormen.

Reeds op 17-jarige leeftijd nam Alva als officier deel aan de oorlog tegen de Fransen. Hij onderscheidde zich bij elke gelegenheid door onverschrokkenheid en moed. In de slag bij Pavia (1525), in Hongarije, in de strijd tegen de Turken, bij de krijgstochten van Karel V tegen Tunis en Algiers en in Provence bij de belegering van Marseille gaf hij blijken van zijn dapperheid en van zijn talent als aanvoerder. Gedurig werd hij op het slagveld in rang verhoogd; op zijn 26ste jaar was hij generaal en op zijn 30ste opperbevelhebber van het keizerlijke leger. Alva genoot weldra het volkomen vertrouwen van Karel V.In de laatste oorlog van dezen tegen Frankrijk (1542-1544) verwierf hij nieuwe lauweren; vooral zijn verdediging van Perpignan (1542) is beroemd.

Toen de keizer in 1543 zijn zoon belastte met het bestuur van Spanje in zijn afwezigheid, werd Alva diens voornaamste raadgever in militaire zaken en opperbevelhebber; tegelijk waarschuwde Karel hem voor de eerzucht en de intriges van den hertog. Daarna volgde hij den keizer op zijn veldtocht tegen het Schmalkaldisch Verbond. Als aanvoerder van het leger was hij de ziel van alle ondernemingen; hij onderwierp de Protestantse steden van Zuid-Duitsland, tuchtigde hertog Ulrich van Wurtemberg en bezorgde met zijn ruiterij aan Karel de overwinning in de slag bij Mühlberg (24 Apr. 1547). Hij begaf zich vervolgens weer naar Spanje om Philips te begeleiden op zijn reis door Italië, Duitsland en de Nederlanden, waar deze als a.s. opvolger van Karel V werd gehuldigd. Toen Karel in 1552 plotseling door Maurits van Saksen werd overvallen en uit Tirol moest vluchten, liet hij Alva ijlings uit Spanje overkomen. Deze leidde de veldtocht tegen Frankrijk in Lotharingen en ried tot het beleg van Metz, maar slaagde er niet in de stad te veroveren en de campagne werd een mislukking (Dec. 1552 - Jan. 1553). Met Philips ging hij naar Engeland ter gelegenheid van diens huwelijk met Maria Tudor (Juli 1554). In de oorlog van Philips II tegen den paus trok Alva, toen gouverneur van Milaan, met een leger naar de Kerkelijke Staat, maar schroomde, Rome zelf aan te vallen; doch toen Franse troepen hem in Napels bedreigden, trok hij nogmaals naar ’t N. en dwong Paulus IV tot de vrede, waarna hij uit naam van Philips II den paus om absolutie smeekte (1556-1557). Een belangrijk aandeel nam hij aan de onderhandelingen met Frankrijk, die eindigden met de vrede van Cateau-Cambrésis (1559). De Prins van Oranje verhaalt met nadruk, dat hij toen met koning Hendrik II het plan besprak tot gezamenlijke, strenge vervolging der Protestanten. Hij begeleidde ook de Spaanse koningin, toen zij in 1565 met haar moeder, Catharina de Medici, een onderhoud had te Bayonne over de strijd tegen de Protestanten.

Vooral echter heeft Alva zich berucht, gevreesd en gehaat gemaakt in Nederland. Toen hier de Beeldenstorm (Aug. 1566) had plaats gegrepen, stuurde koning Philips, na enige aarzeling, den hertog in 1567 herwaarts met 10000 man uitstekende troepen. Hij was de aangewezen man om op dit ogenblik Philips II te vertegenwoordigen: evenals zijn meester, aan wien hij door ridderlijke loyauteit verbonden was, was hij absoluut overtuigd van de alleengeldigheid der R.K. leer en zag hij in de Protestanten slechts duivelsdienaren, die te vuur en te zwaard moesten worden uitgeroeid. Ook had hij met den koning een voor die tijd moderne opvatting van de vorstelijke waardigheid: de vorst moet absoluut heersen, aan de onderdanen kan geen invloed op het bestuur worden toegekend, slechts uit clementie een enkele gunst worden gegeven. Wat er in de Nederlanden was gebeurd, was dus naar hun inzicht schandelijke rebellie, die met geweld moest worden onderdrukt en dan moest tegelijk al datgene worden gedaan, wat nodig was om een herhaling te voorkomen. Niets toegeven, want dat zou slechts verdergaande eisen uitlokken. Vooral ook de adel was in zijn ogen schuldig: in plaats van hun heer te dienen, hadden zij zich aan het hoofd der beweging gesteld.

In opdracht van den koning verzamelde Alva in ’t einde van 1566 een leger, dat in het voorjaar van 1567 naar Italië werd gebracht en daar aangevuld. Hiermee trok hij van Genua door Savoye naar Franche Comté en vervolgens langs de West-Rijnoever naar Luxemburg. Op 22 Aug. 1567 deed hij zijn intocht in Brussel als bevelhebber der troepen, die onmiddellijk in enige hoofdplaatsen werden gelegerd. Zodanig trad hij op, in naam van den koning, dat de landvoogdes Margaretha van Parma al spoedig de wens te kennen gaf van haar ambt te worden ontheven. Alva nam haar plaats in, waartoe hij reeds een instructie had meegekregen. Om de opstandelingen te straffen, had hij de Raad van beroerten, door het volk Bloedraad genoemd, ingesteld, die uit 12 geestverwanten van hem was samengesteld, waarvan hij in den beginne zelf het voorzitterschap waarnam. Door die rechtbank werden volgens Requesens’ verklaring 6000 personen terechtgesteld (de andere opgaven, zelfs van 18000, zijn zeker overdreven). Onder de veroordeelden waren ook Egmond en Hoorne, reeds in Sept. 1567 gevangengenomen, de Prins van Oranje en velen, die in 1566 aan het Verbond der edelen hadden deelgenomen. Aan de rechtbank verweet men, behalve de strengheid, ook schending der privileges en daardoor des te eerder meende Prins Willem steun bij de bevolking te vinden. Diens tocht (in 1568) bleek echter geen succes; Alva zelf versloeg Lodewijk van Nassau bij Jemmingen (21 Juli 1568) en wist daarna, door handig manoeuvreren, een veldslag met den Prins te vermijden, en dezen te dwingen zijn leger te ontbinden. Teruggekeerd, liet hij voor zich te Antwerpen een bronzen standbeeld oprichten, trots erop, dat hij de opstand ten tweeden male had bedwongen.

Thans kon hij zijn taak voortzetten en een eerste stap daartoe waren nieuwe belastingen, om zijn uitgeputte schatkist weer te vullen (Mrt 1569) (z Tiende penning). Evenals de Criminele Ordonnantiën, het wetboek van strafrecht, door Alva ingevoerd, waren ook de nieuwe belastingen het uitvloeisel van het beginsel der centralisatie, door de Bourgondische en Oostenrijkse vorsten gehuldigd. Het was tevens de toepassing van het recht van de regering op verplichte bijdragen der ingezetenen, in plaats van de middeleeuwse — althans in naam — vrijwillig toegestane beden. Om die centrale, beter georganiseerde administratie en om de onderwerping aan de vorstelijke wil ging het Alva, haast nog meer dan om de aanvulling van zijn schatkist. Over de hoogte der belastingen was hij dan ook tot onderhandelen met de Staten bereid, maar de manier, waarop hij hen toesprak en behandelde en het feit, dat hij, nadat de Staten eerst handhaving van het oude quotenstelsel voor twee jaar hadden verkregen, tot de inning zonder nieuw overleg overging, wekten hevige verontwaardiging. Het grote aantal slachtoffers van de Bloedraad, de arrogantie der Spaanse garnizoenen en de tyrannieke houding van Alva zelf vermeerderden die ontevredenheid tot een bereidheid alles te trotseren als men maar hiervan bevrijd was, en van deze stemming heeft de Prins in 1572 kunnen profiteren bij het organiseren van het verzet, dat nu, in tegenstelling met 1568 succes had.

Toen in 1572 een aantal steden in Holland, Zeeland, Friesland, Gelderland en Overijsel, benevens Bergen in Henegouwen voor Oranje werden gewonnen en deze zelf met een leger klaar stond om in Brabant binnen te dringen, trad Alva onmiddellijk doortastend op om het gezag van de wettige regering te handhaven, en hij deed dit met de hem eigen hardvochtigheid. Bergen werd ingenomen; door dezelfde tactiek als in 1568 werd de Prins gedwongen onverrichter zake de Zuidelijke Nederlanden te verlaten, en daarna werd Mechelen door zijn zoon don Frederik genomen en afschuwelijk uitgeplunderd. Langs Nijmegen trok deze naar het N. en legde dezelfde onmenselijke straf op aan Zutfen en Naarden. Te Amsterdam sloeg Alva zijn hoofdkwartier op, om van daar uit Holland te heroveren. Dit lukte slechts ten dele en hij keerde naar Brussel terug.

Daar was een sterke partij onder de R.K. medestanders van Philips tegen de regeringswijze van Alva gekant, wiens tyrannie vooral bestond in de strenge toepassing der ketterplakkaten, en in streng toezicht op de drukpers en in de veronachtzaming en schending der privileges (z Utrecht, prov., geschiedenis). Velen meenden, dat men, door wat toe te geven, beter ’s konings gezag en de R.K. kerk kon redden en vooral, dat het uitwijken van zovelen nadelig voor de handel was. Op hun aandrang en op raad van Granvelle was reeds in 1572 Medina Celi naar de Nederlanden gezonden om Alva te vervangen, maar toen Den Briel was ingenomen, wilde Alva eerst zelf de opstand onderdrukken. Zijn plaatsvervanger was vertrokken, doch in het einde van 1573 vroeg Alva weer om ontslag en thans werd het hem gegeven (19 Oct.) en 18 Dec. 1573 verliet hij het land.

In Spanje werd hem duidelijk getoond, dat hij in ongenade was gevallen. Maar na een paar jaar werd hij teruggeroepen; in 1578 en ’79 was hij weer een der invloedrijkste raadgevers van den koning, die o.m. hem aanried aan de wensen der Waalse gewesten tegemoet te komen om hen tot een afzonderlijke vrede te bewegen (z Atrecht, unie van). Evenwel het feit, dat hij in het huwelijk van zijn natuurlijken zoon zijn eigen wil doorzette en niet die van den monarch volgde, deed hem weer enige tijd van het hof verbannen worden. Philips had echter den genialen veldheer nog eens nodig: in 1580 trok Alva aan het hoofd van zijn legers, 73 jaar oud, Portugal binnen, verjoeg er den pretendent (z Antonio) en deed zijn vorst tot koning kronen. Te Lissabon is hij in 1582 overleden, nadat hij de toorn van zijn meester nog eens had opgewekt door te grote clementie ten opzichte van den Portugesen kroonpretendent. Voor literatuur zie Tachtigjarige oorlog.

DR H. A. ENNO VAN GELDER

Bibl.: Correspondance du Duc d’Albe sur l’invasion du comte Louis de Nassau en Frise, uitgeg. door L. P. Gachard (Bruxelles en Leipzig 1850).

Lit.: Moderne biografie ontbreekt; men raadplege de lit. over de Tachtigjarige Oorlog en Philips II; voorts: Hertogin van Berwick en Alva, Documentos escogidos del Archivo de la casa de Alba (Madrid 1891); Martin Arrüe, Campanas del Duque de Alba (Toledo 1879).

< >