of Hernando, de veroveraar van Mexico (Medellin in Extremadura 1485 Sevilla 2 Dec. 1547), behoorde tot een verarmd adellijk geslacht. Hij studeerde eerst te Salamanca in de rechten, trad vervolgens in de krijgsdienst, ging in 1504 naar West-Indië, en kwam er in dienst van Ovando, stadhouder van Haïti.
In 1511 vergezelde hij Diego Velasquez naar Cuba en werd bevelhebber van Santiago. Reeds tweemaal had Velasquez vruchteloos beproefd, vaste voet in Mexico te verkrijgen, en nu zond hij ten derde male een expeditie daarheen met Cortez aan het hoofd. Deze verliet 18 Febr. 1519 kaap S. Antonio met een legertje van 400 Europeanen, 200 inlanders, 16 paarden en 14 kanonnen, alles op 11 schepen bijeengebracht.
Het was een voor die tijd en deze streken grote macht, maar ongelofelijk gering in vergelijking met het enorme, hoogbeschaafde rijk, dat men ging veroveren. Cortez zeilde om de oostelijke uithoek van Yucatan en voer de Tabasco op, waarna hij de stad van die naam stormenderhand innam; de Indianen onderwierpen zich aan de koning van Spanje, vnl. omdat zij vijandig gezind waren jegens keizer Montecuzoma van Mexico, aan wie zij nog slechts kort geleden onderworpen waren. Om te voorkomen, dat zijn metgezellen hem verlieten, verbrandde Cortez zijn schepen, nadat hij vele inlichtingen omtrent Mexico had gekregen, waaruit hij de enorme schatten in de hoofdstad aanwezig, en de innerlijke verdeeldheid van het rijk had leren kennen. 16 Aug. 1519 trok hij met 300 voetknechten, 15 ruiters en 7 veldstukken, gevolgd door 1300 Indianen uit de stam van de Totomaken naar Mexico. Met 6000 Tlascalanen versterkt, bereikte hij de aanzienlijke, aan Mexico onderworpen stad Cholula en trok verder naar de hoofdstad.
Montecuzoma ontving hem voor de poort van de hoofdstad en wees hem enige huizen tot verblijfplaats aan (8 Nov. 1519). De keizer en vele van zijn onderdanen waren nl. in de overtuiging, dat deze blanke vreemdeling de vroeger door de krijgsgod verdreven heilbrenger Quezalcoatl was, van wie voorspeld was, dat hij eens uit het O. over zee zou weerkeren, blank en gebaard.De vuurwapenen en de in Amerika onbekende paarden versterkten de bevolking in dit geloof. Verraad, door een Mexicaans officier tegen de Spanjaarden gepleegd, gaf Cortez de gewenste aanleiding Montecuzoma gevangen te nemen en naar het Spaanse kamp over te brengen. De gevangen vorst bleef het land besturen, doch het gezag was nu feitelijk in handen van Cortez. Deze wist Montecuzoma eindelijk te bewegen zich een vazal van Karel V te verklaren.
Velasquez had inmiddels een vloot van 18 schepen onder bevel van Panphilo Narvaëz afgezonden, om Cortez met zijn officieren gevangen te nemen en de verovering van Mexico voor zijn rekening te voltooien. Toen Cortez de aankomst van dat leger vernam, liet hij 150 man onder Pedro de Alvarado in Mexico achter en rukte met 250 soldaten de vijand tegemoet, overrompelde Narvaëz en nam hem en het grootste gedeelte van zijn soldaten gevangen. Inmiddels hadden de in Mexico achtergebleven Spanjaarden zich van de keizerlijke schat meester gemaakt, zich vele gewelddaden veroorloofd en openlijk de goden belasterd. Daardoor ontstond oproer.
Dit bewoog Cortez weder naar de hoofdstad terug te gaan. Hij wist nog in zijn paleis door te dringen en trachtte Montecuzoma als bemiddelaar te doen optreden. Deze werd echter door zijn onderdanen, woedend omdat de gewaande heilbrengers zulke rovers en godschenners bleken te zijn, met stenen geworpen, zodat hij enkele dagen later overleed. Dit maakte de Azteken des te wraakzuchtiger en roekelozer en de Spanjaarden moesten de vlucht nemen
Deze terugtocht ging gepaard met grote verliezen („rouwnacht”, 1-2 Juli 1520). Met het overschot van zijn leger trok Cortez naar Tacoeba en poogde Tlascala te bereiken. Hij sloot nieuwe bondgenootschappen en was daardoor in staat om in Dec. 1520 met een leger van 500 Spanjaarden en 100 000 inlanders op te trekken tegen de neef en schoonzoon van de vermoorde vorst, Goeatimozin. Mexico was in staat van verdediging gebracht en moest omsingeld en langdurig belegerd worden. 28 Apr. 1521 werd een algemene bestorming van de hoofdstad begonnen.
Nadat het grootste deel van de stad vernield was, want elk huis werd verdedigd, kwamen de 3 afdelingen van de Spanjaarden, 27 Juni 1521, op het marktplein bijeen; doch de weerstand werd voortgezet tot 13 Aug. 1521. De koning en 2 Caziken werden terechtgesteld, nadat hun te vergeefs de afschuwelijkste folteringen waren aangedaan om van hen de plaats, waar zij hun schatten hadden verborgen, te weten te komen.
Daarna toonde Cortez echter, dat hij niet alleen rover en veroveraar was, maar ook een uitstekend organisator, streng doch rechtvaardig. De staten rondom de hoofdstad onderwierpen zich vrij gemakkelijk, doch geweld werd gebruikt tegen de dragers van de oude cultuur, priesters en bestuurders. De stad Mexico, in een ruïne herschapen, werd in 4 jaar herbouwd, waarbij de Azteken zware arbeid moesten verrichten; het middelpunt werd een katholieke kerk. Een groot aantal gelukzoekers kwam haar uit Spanje en de andere koloniën bevolken.
Vervolgens werden expedities, grotendeels door Cortez zelf geleid, uitgerust om de Stille Oceaan te bereiken. Als Nueva Espana kwam het veroverde gebied 15 Oct. 1522 officieel onder het bestuur van Cortez, die toen erkend werd door Karel V als gouverneur, groot-kapitein en opperrechter, met een zeer uitgebreide macht. Hij bracht dit gebied onder strenge militaire bewaking, maar deed tegelijkertijd alles om de landbouw en de veeteelt te bevorderen, mijnen te exploiteren en het Christendom te doen prediken. Hij streefde er naar de kolonisten te doen huwen met Mexicaanse vrouwen; zij kregen als elders grote landstreken toegewezen met de daarop wonenden als slaven.
Vervolgens werden verdere veroveringen ondernomen, want Cortez was er van overtuigd, dat er een waterverbinding moest bestaan tussen Atlantische en Stille Oceaan en deze wilde hij beheersen. Dan weer zocht hij haar in het Z., dan weer in het N. Toen hij in 1526 naar Honduras trok, waarvan hij een basis voor de marine-expedities wilde maken, moest hij wegens een opstand naar Mexico terugkeren. Daar vernam hij, dat allerlei beschuldigingen tegen hem waren ingebracht bij Karel V, die zijn militaire expedities te kostbaar vond.
Dit maakte, dat hij ontheven werd van het bestuur over Nieuw-Spanje. Om zich te verdedigen ging hij naar het vaderland terug, maar slaagde slechts ten dele: hij kreeg een enorm gebied in de provincie Oaxaca, met de titel markies del Valle, maar werd slechts gehandhaafd als opperbevelhebber van de troepen in Nieuw-Spanje (1528). Hij keerde naar Amerika terug (1530) en exploreerde nu de kust van de Stille Oceaan, waarbij hij Californië ontdekte en in bezit nam (1535-1537). Zijn vele ondernemingen waren echter zó kostbaar en eisten zoveel mensenlevens, dat Mendoza, de vice-koning van Nieuw-Spanje, een herhaling aan Cortez verbood.
Een ander werd in zijn plaats gesteld en beledigd hierover ging de conquistador naar Spanje terug (1539), om nogmaals voor zijn rechten en zijn goede naam te pleiten. Vergeefs poogde hij gehoor te krijgen bij Karel V. Vrijwel heel zijn vermogen had hij verloren en hij is betrekkelijk vergeten in de buurt van Sevilla gestorven. Zijn lijk werd bijgezet in een kerk te Mexico.
Hij was een man met onmiskenbare veldheerstalenten, grote moed en veel overleg, die tot ontzettende wreedheden in staat was, maar ook vatbaar voor meer edele overwegingen en niet zo uitsluitend begerig naar buit en niet zo in staat tot list en bedrog als de meeste andere conquistadores.
DR H. A. ENNO VAN GELDER
Lit.: H. D. Sedgwick, G. the conqueror (London 1927); H. M.
Robinson, Stout Cortès (New York 1931); S. de Madariaga, Heraan Cortes, conqueror of Mexico (London 1942); Cartas y relaciones de Hernando Cortez al emperador Carlos V (uitg. P. de Gayangos, Paris 1866); Bernal Diaz del Castillo, Historia verdadera de la conquista de la Nueva España (uitg. E. de Vedia, Bibl. de Autores Esp. XXVI, 1853); Fr. vert. door J.
M. de Hérédia (4 d. Paris 1877-’87), Eng. vert. door A. P. Maudslay (4 d.
Hakluyt Society, 23-25, 30, London 1908-1912); J. B. Morris, Five letters from H. C. to the Emperor Charles V (1928); J.
Babelon, La vie de C. (Paris 1928); J. Brouwer, H. C. en Montezuma (1933). Voorts: Documentos inéditos relativos a Hem.
C. y a su familia (1935); Nuevos doe. relat. a los bienes de Hem. C. (Mexico 1946).