Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 07-02-2022

Eugène DUBOIS

betekenis & definitie

(Marie Eugène François Thomas), Nederlands anatoom, geoloog en palaeontoloog (Eysden 28 Jan. 1858 Haelen, bij Roermond, 16 Dec. 1940), studeerde te Amsterdam in de medicijnen en werd aldaar in 1884, na zijn artsexamen prosector en in 1886 lector in de menselijke anatomie. Bovendien was hij van 1881-1887 leraar in hetzelfde vak aan de Rijksnormaalschool voor Teekenonderwijzers te Amsterdam.

Uit deze tijd dateren zijn vergelijkend-anatomische onderzoekingen over het strottenhoofd. Door zijn studiën was hij tot de overtuiging gekomen, dat, zo ergens ter wereld, op de Grote Soenda-eilanden de kansen tot het vinden van resten van de voorouders van de mens bijzonder gunstig waren. In 1887 vertrok hij als militair arts naar Nederlands-Indië, allereerst naar Sumatra. Hier hield hij zich in de Padangse Bovenlanden bezig met het onderzoek van grotten. Toen hardnekkige malaria hem noodzaakte Sumatra te verlaten, gaf de regering hem opdracht in Java dergelijke onderzoekingen te verrichten. In het bijzonder werden opgravingen verricht in de omgeving van Trinil, die leidden tot het vinden van de resten van de Pithecanthropus erectus, die door hem in 1894 voor het eerst uitvoerig beschreven werd.

Na nog in Brits-Indië de vindplaatsen der fossiele Siwalik-Fauna te hebben bezocht, keerde hij naar Nederland terug, waar in 1895 op het 3de Internationaal Zoölogisch Congres de overblijfselen van de Pithecanthropus tentoongesteld werden. Door de Universiteit van Amsterdam werd hem in 1897 het doctoraat honoris causa verleend en in 1898 werd hij hoogleraar in de geologie aan deze universiteit. Tevens was hij als conservator, later curator, aan de geologische afdeling van Teyler’s Museum te Haarlem verbonden. Hij hield zich nu bezig met uitgebreide onderzoekingen over de Pithecanthropus erectus, de verhouding tussen hersengewicht en lichaamsgewicht {Zs-f- Morph. u. Anthr. XVIII, igi4,p.323, Biologiageneralis VI, 1930, p. 247, X, 1934, p. 185), allerlei algemeen-biologische problemen en de geologie van Nederland.

Van deze laatste onderzoekingen mogen speciaal genoemd worden die over de bouw en het ontstaan der duinen, venen en vennen, zo ook over de klei van Tegelen en over de daling* van de bodem. Van groot theoretisch en practisch belang zijn de onderzoekingen over het grondwater in Nederland en meer in het bijzonder over de betekenis der duinen als voorraadschuur van drinkwater. Behalve de Pithecanthropus werd door hem ook nog een fossiele mensensoort, de Wadjakmens, in Indië gevonden.De grote en bijzonder belangrijke verzamelingen, die Dubois op Sumatra en Java bijeenbracht, zijn als „Collectie Dubois” ondergebracht in het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie te Leiden.

DR L. D. BRONGERSMA

Bibi.: Die Klimate der geologischen Vergangenheit u. ihre Beziehung zur Entwicklungsgeschichte der Sonne (Nijmegen 1893, Eng. vert.L.ondon 1893); Pïthecanlhropus erectus. Eine menschenähnliche Uebergangsform aus Java (Batavia 1894); De verhouding v. h. lichaam bij zoogdieren (Verh. Ak. v. Wet., 2de sectie V, 10, 1897); Over de kringloop der stof op aarde. Rede (Leiden 1899) ; De prise d’eau der Haarlemsche waterleiding. Rapport (1909).

Lit.: L. D. Brongersmain Vakbl. voor Biologen XXII, i,p. 1; De Indische Gids Mrt 1941, p. 97-116; metTeschin: Geologie en Mijnbouw III, 2, p. 29-33.

< >