Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

Eugeen LAERMANS

betekenis & definitie

baron, Vlaams schilder (St Jans Molenbeek 22 Oct. 1864 - Brussel 22 Febr. 1940), was leerling van Portaels aan de Academie te Brussel. Veel sterker echter was de invloed, die hij onderging van Pieter Brueghel de Oude.

Hij nam diens gladde manier van schilderen over, terwijl zijn kleurgeving aandoet als gepuimd. Tot onderwerp koos hij steeds het landschap van Vlaams Brabant, dat hij niet naturalistisch weergaf, maar getransfigureerd in harmonie met de droefgeestige boerengestalten en dagloners, waarmee hij zijn doeken stoffeerde. Hij geeft hen graag in groepen weer, bij een processie of een werkstaking en zo werd hij de schilder van het proletariaat uit de tijd van vóór de sociale wetgeving, met een sombere, botte uitdrukking op de gezichten en allen steeds gekleed in dezelfde soort kielen, petten en mutsen. Daarnaast schilderde hij ook sterk plastische naakten in open lucht. Zijn voornaamste werken zijn: de Blinde, de grote triptiek der Landverhuizers (Museum te Antwerpen), de Dronkaard en Terug van de Arbeid (Museum te Brussel). Door koning Albert werd hij in de adelstand verheven.Lit.: Edouard Picard, l’Art Moderne (Bruxelles 1892); Jules Dujardin, l’Art Flamand, dl VI; C. Lemonnier, l’Ecole Belge de Peinture (Bruxelles 1906); G. Vanzijpe, Eug. L. (1908); Paul Colin, La Peinture belge dep. 1830 (Bruxelles 1930); Luc en Paul Haesaerts, Flandre (1931); A. H. Cornette, Honderd jaar Belg. kunst (Amsterdam 1931); Jozef Muls, De schilders van Gisteren (Utrecht 1939); Idem, De Boer in de Kunst (Leuven 1946); Idem, Het Rijk der Stilte (Amsterdam 1920).

< >