wereldtaal, samengesteld door dr L. L.
Zamenhof te Warschau (1859-1917) en in 1887 gepubliceerd onder het pseudoniem „dr Esperanto”. Deze naam is overgegaan op de taal zelf, die aanvankelijk „Lingvo Internacia” (Internationale Taal) werd genoemd.De kenmerken van Esperanto zijn de volgende: eenvoudige grammatica (16 hoofdregels, zonder uitzonderingen) en internationale woordenschat (ca 60 pct Romaans, 30 pct Germaans en 10 pct Slavisch). Fonetisch: ieder woord wordt gesproken, zoals het geschreven staat. De klemtoon steeds op de vóórlaatste lettergreep. Eén lidwoord: la. Geen grammaticaal geslacht. Het zelfstandig naamwoord eindigt op o, het meervoud op j, het bijvoeglijk naamwoord op a, het bijwoord op e, de onbepaalde wijs op i, de tegenwoordige tijd op as, de verleden tijd op is, de toekomende tijd op os, de voorwaardelijke wijs op us, de gebiedende en de aanvoegende wijs op u. De samengestelde tijden worden gevormd door middel van de deelwoorduitgangen ant’, int', ont’, (bedrijvend), at’, it’, ot’ (lijdend) en het hulpwerkwoord esti (zijn). Naamvallen: alleen nominatief en accusatief, de laatste met de uitgang n. Persoonlijke voornaamwoorden: mi (ik), vi (u), li (hij), enz. Hiervan vormt men bezittelijke voornaamwoorden door toevoeging van de letter a: mia (mijn), via (uw), lia (zijn), enz. De vergrotende trap wordt gevormd met behulp van het bijwoord pli (meer), de overtreffende door het bijwoord plej (meest):pli granda (groter),plej granda (het grootst). Telwoorden: unu (1), du (2), tri (3), kvar (4), kvin (5), ses (6), sep (7), ok (8), naŭ (9), dek (10), dek unu (11), dek du (12), dudek (20), dudek unu (21), dudek du (22), tridek (30), kvardek (40), cent (100), cent unu (101), mil (1000). Door toevoeging van o, a of e krijgt men het zelfstandige telwoord, resp. het bijvoeglijke of bijwoordelijke rangtelwoord: unuo (eenheid), duo (tweetal), la unua (de eerste), la dua (de tweede), unue (ten eerste), due (ten tweede) enz. Van stamwoorden kunnen door middel van uitgangen en voor- en achtervoegsels andere begrippen worden gevormd: labori (werken), laboro (arbeid), laboreto (een werkje), laborilo (werktuig),prilabori (bewerken), eklabori (aan het werk gaan), laborigi (aan het werk zetten), laborejo (werkplaats), laboristo (arbeider), laboristino (arbeidster), laborema (arbeidzaam), mallaborema (lui), laboregi (zwoegen), senlabora (werkloos), senlaborulo (werkloze), senlaboreco (werkloosheid), kunlaboranto (medewerker).
Internationale woorden als telefoon, locomotief, literatuur, e.d. worden in Esperanto-spelling als telefono, lokomotivo, literaturo overgenomen.
Esperanto is een agglutinerende* taal; het heeft geen afleidingsregels, maar kent alleen samengestelde woorden. De betekenis van een woord wordt dus bepaald door de delen (stam, voor- of achtervoegsel, uitgang), waaruit het bestaat. De stabiliteit van de taal wordt gewaarborgd door het „Fundamento de Esperanto”, een werkje, waarin de 16 taalregels, een aantal voorbeelden en ca 1800 stamwoorden zijn opgenomen. Dit Fundamento is door het eerste internationale Esperantocongres „onaantastbaar” verklaard, d.w.z. dat hierin geen veranderingen mogen worden aangebracht. De mogelijkheid van groei en verrijking wordt daardoor echter geenszins beperkt, aangezien alle woorden en uitdrukkingen, die nodig blijken, als neologismen kunnen worden ingevoerd. Deze neologismen worden eerst, nadat ze voldoende gebruikt en beproefd zijn, door de Akademio, een instelling, die de ontwikkeling van de taal controleert, „officieel” verklaard. Overigens kunnen, in overeenstemming met het standpunt van dr Zamenhof, t.z.t. alle eventueel nodig geachte verbeteringen worden aangebracht, mits deze worden voorgesteld door een bevoegde officiële instantie, die in staat is de invoering te bewerkstelligen.
Esperanto vond zijn eerste aanhangers in Polen en Rusland, daarna in Duitsland, waar in 1889 het eerste Esperanto-blad „La Esperantisto” verscheen en vervolgens in Frankrijk, waarna het zich successievelijk over de gehele wereld verbreid heeft. In 1905 werd te Boulogne-sur-Mer een internationaal congres gehouden, waar de taal voor het eerst massaal mondeling gebruikt werd en geschikt bleek. Nadien heeft er ieder jaar, uitgezonderd in oorlogstijd, een internationaal Esperanto-congres plaats gevonden, waaraan meermalen meer dan duizend deelnemers uit alle mogelijke landen deelnamen. Op deze congressen worden zakelijke besprekingen gehouden, waarnaast ook voordrachten, lezingen, toneel- en cabaretvoorstellingen een deel van het programma uitmaken. Voor de godsdienstige deelnemers is er gelegenheid een kerkdienst in Esperanto bij te wonen. 34 algemene, 21 katholieke en 22 arbeiders-congressen hebben tot nu toe (1949) plaats gevonden. Verder zijn er verscheidene uitsluitend zakelijke conferenties op het gebied van onderwijs, handel en verkeer, vredesbeweging, enz. gehouden. De Volkenbond publiceerde in 1922 een uitvoerig rapport over Esperanto; het Internationale Arbeids-Bureau bezigde de taal voor propaganda en publiciteit (correspondentie, circulaires, maandblad). Jaarbeurzen, tentoonstellingen, Kamers van Koophandel, verenigingen voor vreemdelingenverkeer en andere instanties gebruiken Esperanto voor hun internationale reclame. Er zijn tal van reisgidsen in Esperanto verschenen; ook meer omvangrijke werken o.a. over Brazilië, Denemarken, Italië, Japan, Nederland, Oostenrijk, Polen, Spanje en Zweden. De posterijen van Brazilië, Bulgarije, Oostenrijk en de Sovjet-Unie gaven Esperanto-postzegels uit, terwijl in Brazilië, Hongarije, Liechtenstein, Nederland, Oostenrijk, de Sovjet-Unie en Tsjechoslowakije officiële briefkaarten met Esperantotekst zijn verschenen. Radiostations zenden mededelingen, berichten enz. in of over Esperanto uit, Bulgarije, Frankrijk en Tsjechoslowakije zelfs dagelijks.
Het aantal boeken en tijdschriften in Esperanto bedraagt enige duizenden. De in 1929 verschenen „Bibliografie van de Internationale taal” (P. Stojan, Bibliografie de Internacia Lingvo, Genève) bevatte reeds ca 4000 titels van publicaties in of over Esperanto. Nadien is dit aantal aanmerkelijk toegenomen.
De literatuur bestaat voor een belangrijk deel uit romans, novellen, toneelstukken, dichtbundels, enz. Hieronder zijn verscheidene oorspronkelijke werken, hoewel vertalingen tot nu toe de voornaamste plaats innemen. Homerus, Vergilius, Dante, Shakespeare, Poesjkin, Goethe, Schiller, Vondel en vele andere klassieke dichters zijn in Esperanto vertegenwoordigd; ook moderne auteurs en minder bekende figuren, zowel uit grote als uit kleinere taalgebieden. Het overige deel wordt gevormd door oorspronkelijke en vertaalde werken op het gebied van kunst, wetenschap, godsdienst (o.a. de Bijbel), sociologie, politiek, historie, land- en volkenkunde, enz., terwijl ook levensbeschrijvingen, reisverhalen en kinderboeken niet ontbreken.
Behalve van Vondel, zijn o.a. van de volgende Nederlandse schrijvers werken in Esperanto verschenen: Ina Boudier-Bakker, F. van Eeden {De kleine Johannes), Hildebrand (fragmenten uit de Camera), A. M. de Jong, Marie Koenen, Jef Last, P. A. S. van Limburg Brouwer, Multatuli (fragmenten uit Max Havelaar), Henriëtte Roland Holst, M. H. Szekely Lulofs en Theo Thijssen. Uit het Vlaams zijn o.a. Conscience’s De Leeuw van Vlaanderen en F. Timmermans’ Pallieter vertaald. H. J. Bulthuis heeft een viertal oorspronkelijke Esperanto-werken geschreven.
De Esperanto-pers bestaat uit landelijke, tweetalige verenigingsbladen, en uit internationale tijdschriften, geheel in Esperanto, gewijd aan arbeidersbeweging, cultuur, philatelie, katholicisme, letterkunde, verkeerswezen en last but not least aan de Esperanto-beweging zelf. De internationale organisaties van de Esperanto-beweging bevorderen het practische gebruik van de taal, door een systeem van wederzijdse internationale dienstverlening: vertegenwoordigers, over de gehele wereld verspreid, bewijzen hun medeleden belangeloos alle mogelijke diensten: hulp op reis, inlichtingen, enz. Er bestaan speciale ,,vak”-organisaties van pacifisten, onderwijzers, spoorweg- en postpersoneel, verzamelaars, handelslui, geleerden, enz.
Voor propaganda en onderricht zorgen landelijke verenigingen. In Nederland, waar in 1902 Dreves Uitterdijk door de uitgave van een leerboek en het tijdschrift „La Holanda Pioniro” de propaganda begon, zijn dit: de Bond van Arbeiders Esperantisten, de Nederlandse Bond van Katholieke Esperantisten, de Nederlandse Christelijke Esperanto-Vereniging en de Nederlandse Esperantisten-Vereniging. Deze organisaties geven elk een eigen blad uit en werken samen in het „Centraal Comité van de Esperanto-Beweging in Nederland”, dat algemene aangelegenheden verzorgt, een examen-commissie heeft ingesteld, enz.
In Vlaanderen werkt de Vlaamse Esperantisten-Bond, die samen met de Nederlandse Esperantisten-Vereniging een gemeenschappelijk orgaan uitgeeft.
In de Esperanto-beweging zijn alle mogelijke sociale, culturele, religieuze en geestelijke stromingen vertegenwoordigd, die, hoewel ieder voor zich uitgaande van eigen inzicht en overtuiging, in grote meerderheid de opvatting huldigen, dat een internationale taal, door ieder te leren naast zijn moedertaal, het gevoel van internationale saamhorigheid versterkt en daardoor de idee van wereldvrede bevordert (z wereldtalen),
G. P. DE BRUIN
Lit.: Enciklopedio de Esperanto (Encyclopedie van Esperanto), I en II (Budapest 1933-’34); E. Privât, Historio de la lingvo Esperanto (Geschiedenis van de taal Esperanto), I en II (Leipzig 1913-’27); Esperanto as an International Auxiliary Language. Report of the General Secrétariat of the League of Nations, adopted by the Third Assembly (Genève 1922); G. P. de Bruin, La Komencanto (De Beginner). Eenvoudig Esperanto-Leerboek, 6de dr. (Amsterdam 1947).