Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 07-02-2022

EPISTOLAE OBSCURQRUM VIRORUM

betekenis & definitie

Duits: Dunkelmännerbriefe, Ned.: brieven van duisterlingen (eigenlijk: van niet-beroemde mannen), is de titel van een satirisch geschrift in briefvorm (z brief) verschenen zonder vermelding van auteur, plaats en jaar van uitgave. Men neemt aan, dat het iste deel ervan in Oct. 1515, het 2de deel begin 1517 is gedrukt bij Heinrich Gran te Hagenau.

Het verscheen tijdens een felle polemiek tussen de gedoopte Keulse Jood Johannes Pfefferkorn, die het voorstel had gedaan van de Joden uitlevering hunner boeken te eisen, en de humanist Johannes Reuchlin, die zich tegen dit voorstel sterk verzette.Het werk, waarmede Reuchlin zich weinig ingenomen toonde, vormde een tegenhanger van diens Epistolae clarorum virorum (d.i. brieven van beroemde mannen, 1514), die dienden om te bewijzen over welke uitstekende relaties de schrijver in de kringen der geleerden beschikte, en drijft in de vorm van gefingeerde in potjeslatijn geschreven brieven gericht aan de Keulse geestelijke Ortvinus Gratius, op onbarmhartige wijze de spot met de domheid, bekrompenheid en ondeugden der toenmalige geestelijken. Het iste deel van het werk moet grotendeels van de hand zijn van Crotus Rubianus, het 2de deel van Ulrich von Hutten, terwijl verschillende anderen hun medewerking aan deze mystificatie zouden hebben verleend. Het maakte grote opgang, werd herhaaldelijk herdrukt en heeft veel invloed gehad op latere vagantenen studentenliteratuur. Rechtstreeks werd het nagevolgd o.a. in de Epistolae novae obscurorum virorum van G. Schwetschke (1849). De term „Dunkelmann” in de zin van „Obskurant” (domper) kwam in de 19de eeuw in Duitsland in zwang en werd befaamd door het werk An die Dunkelmänner unserer Zeit (1935) van de nat.soc. schrijver Alfred Rosenberg,

MR H. F. WIJNMAN

Bibi.: uitg. in: U. Hutteni Operum Supplementum, ree. E. Boeking (2 dln, Lipsk. 1864-1870); Epist. obsc. virorum, hrsg. v. A. Bomer (2 dln, inl. en tekst, Heidelberg 1924)Duitse vert.: Briefe v.

Dunkelmännern, v. W. Binder (1876, herdr. 1904); Eng. vert. d. F. G. Stokes (London 1909); Fr. vert. iste dl d.

V. Deve1 ay (Paris 1870).

Lit.: W. Brecht, Die Verfasser der E. o. v. (1904); P. Merker, Der Verfasser des Eccius dedolatus mit Beitr. zur Verfassersfrage der E. o. v., in: Sächs. Forschungsinst. f. neuere Philologie, Neu; erm. Abt,, Hft 1 (1924).

< >