Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-06-2022

Alfred

betekenis & definitie

bijgenaamd de Grote, koning (Apr. 871-899) van Wessex (geb. Wantage, Berkshire, 848 of 849-26 Oct. 899), was de vierde zoon van koning Aethelwolf.

Als kind maakte hij een paar reizen naar Rome (853 en 855). Reeds onder de regering van zijn broeder Aethelred (866-871 ) begon hij op de voorgrond te treden. Beiden voerden zij een verbitterde afweerstrijd tegen de Deense zeerovers, die uit Oost-Anglië en Mercië Wessex bedreigden. De jaren 870-871 zagen het hoogtepunt van deze strijd. Overwinningen en nederlagen wisselden elkaar af, toen koning Aethelred plots kinderloos kwam te overlijden (Apr. 871). Alfred, vermoedelijk reeds door zijn broeder gedurende diens leven tot zijn opvolger aangeduid, beklom nu de troon. Hij kon nog hetzelfde jaar de Denen tot de terugtocht dwingen. In 876 volgde echter een nieuwe uitbarsting. Na twee jaar oorlog schenen de Denen het pleit volledig te hebben gewonnen. Maar, teruggetrokken in Athelney (Somerset), organiseerde Alfred een tegenoffensief. In Mei 878 leden de indringers een verpletterende nederlaag te Ethandun (Edington in Wiltshire). De Denen bonden in. Hun leider Guthrum (Guthorm) bood aan, zich te bekeren en werd met 29 andere Deense aanvoerders te Wedmore gedoopt. Alfred was zijn peter. Tezelfdertijd werd Engeland in twee invloedssferen verdeeld met als scheidingsgrens de beneden-Theems — de Lea tot aan haar bron — de Watlingstreet (de Romeinse heirbaan van Londen naar Chester). Het gebied ten Noorden — de latere Danelaw — kwam aan de Denen; de streek ten Zuiden — Wessex, Sussex, Kent en een deel van Mercië — bleef aan Alfred (vrede van Wedmore, 878). Een lichte grenswijziging bezorgde hem later nog Londen (vrede van Guthrum, 885). De nu volgende vredesjaren werden bruusk verbroken door een nieuwe inval van uit Lotharingen verdreven Denen, bij wie zich hun landgenoten uit Oost-Anglië en Northumbrië aansloten (892). Vier jaar lang werd er met wisselend succes gestreden tot de Deense legers zich uiteindelijk opnieuw moesten terugtrekken (892896). Over de laatste regeringsjaren van Alfred is weinig bekend. Hij werd opgevolgd door zijn zoon, Edward den Oudere.Zijn bijnaam „de Grote” heeft Alfred meer dan verdiend. Krachtdadig, intelligent, behendig en moedig, heeft hij het Angelsaksische Engeland weten te vrijwaren voor een volledige overrompeling door de Denen, zodoende aan zijn opvolgers de mogelijkheid schenkend om op hun beurt hun Skandinaafse tegenstanders in Midden- en Noord-Engeland te domineren. Rechtstreeks meester in Wessex en afhankelijke rijkjes (Kent en Sussex), en in Engels Mercië, werd hij tevens beschouwd als de beschermer der Angelsaksen woonachtig in Deens gebied, was hij suzerein van de Keltische vorstjes in Wales en van Eadwolf, den Angelsaksischen heerscher van Bemicië (Noord-Northumbrië). Zijn militaire successen had Alfred in niet geringe mate te danken aan zijn legerhervormingen (o.a. oprichten van een bereden infanterie; indelen van den fyrd, het Angelsaksische volksleger, in 2 contingenten, die elkaar beurtelings afwisselden). Hij heeft eveneens gepoogd een oorlogsvloot te bouwen om de Denen in hun element te bestrijden, zij het met gering succes. Alleen reeds om zijn bedrijvigheid op cultureel, bestuurlijk en rechterlijk gebied zou hij de bijnaam „de Grote” hebben verdiend. Zijn wetgeving is weliswaar niet al te uitgebreid en weinig oorspronkelijk, zijn pogingen de kerkelijke instellingen en de kloosters te doen herleven weinig succesrijk, maar krachtdadig heeft hij de bestuurlijke, rechterlijke en economische heropbouw van zijn land ter hand genomen en een ware culturele en letterkundige renaissance verwezenlijkt. Voor dit laatste ten dele de methoden van Karel den Grote volgend (stichten van een hofschool; het naar Wessex ontbieden van vreemde leermeesters zoals bijv. den Kelt Asser, die een biografie van den vorst heeft nagelaten) is hij echter zeer origineel waar — in een tijd toen het Latijn de nog alles dominerende intellectuele voertaal was — hij ten behoeve van geestelijken en leken de belangrijkste Latijnse werken van zijn tijd in de volkstaal deed vertalen, en er vele persoonlijk in het Angelsaksisch omzette (o.a. de geschiedeniswerken van Beda en Orosius, de consolatio philosophiae van Boëthius, een bloemlezing uit den H. Augustinus, e.a.).

DR LEON VOET

Lit.: Asser, Life of king A. (beste uitgave W. H. Stevenson, 1904); Ch. Plummer, The life and times of A. the Gr. (Oxford, 1902); B. A. Lees, A. the Gr. (London 1919); E. Gonybeare, A. in the chroniclers (1900).