naam van enige pausen.
Nicolaas I,
Heilige, Romein van voorname afkomst, regeerde van 24 Apr. 858 - 13 Nov. 867. Reeds onder Leo IV en meer nog onder Benedictus III had hij invloed op kerkelijke aangelegenheden. Hij was een heersersnatuur en had een onbuigzame wil. Hij verdedigde de vrijheid en zelfstandigheid der Kerk tegenover iedere beïnvloeding door de wereldlijke macht en de rechten van de paus tegenover de vorsten en metropolieten. In zijn Bullarium en in zijn brieven legt hij er telkens de nadruk op, dat de paus de hoogste macht heeft in de Kerk. Zo verzette Nicolaas zich tegen aartsbisschop Joannes van Ravenna, die, door Lodewijk II ondersteund, clerus en volk onderdrukte, naar onafhankelijkheid van Rome streefde en een eigen Kerkelijke Staat van Ravenna wenste.
Nicolaas sprak de ban tegen hem uit en bracht hem tot onderwerping. Ook tegenover Hinkmar, aartsbisschop van Reims, die op grond van zijn metropolitane rechten zeer zelfstandig en onafhankelijk van de paus optrad, deed hij zijn macht gelden. Rothadius, bisschop van Soissons, die door Hinkmar was afgezet en op Nicolaas appelleerde, werd niettegenstaande ernstige tegenstand op de bisschoppelijke stoel hersteld. Het kerkelijk huwelijksrecht verdedigde hij tegen koning Lotharius II en het al te gewillige Lotharingse episcopaat, in zover hij de rechtmatigheid van ’s konings huwelijk met zijn concubine Walrada, nadat hij zijn wettige echtgenote Teutberga verstoten had, bestreed. Hij boog niet voor de vorst, ook niet toen deze met zijn broeder Lodewijk II de paus in de St Pieter belegerde. Zelfs zette hij de bisschoppen van Keulen en Trier af en dreigde Lotharius met excommunicatie, waarop deze Teutberga weer tot zich nam.
Met dezelfde kracht verdedigde Nicolaas de rechten van de Pauselijke Stoel in de strijd met de Griekse Kerk, in zover hij op een Romeinse synode (863) Photius, die op onwettige wijze tot patriarch van Constantinopel was aangesteld, van alle waardigheden vervallen verklaarde. Gesteund door keizer Michael III antwoordde de patriarch met een excommunicatie van de paus, maar kwam in 867 zelf ten val. Aan de Bulgarenkoning Boris, die zich na zijn bekering en die van zijn volk bij de Griekse Kerk had aangesloten, antwoordde Nicolaas op de door Boris gestelde vragen met de beroemde 106 Responsa ad consulta Bulgarorum, wat tot gevolg had, dat de paus twee bisschoppen als legaten naar de Bulgaren afvaardigde en dezen zich bij de Romeinse Kerk aansloten.
Lit.: J. Roy, St. Nicolas I (1899); J. Richterich, Papst N. I (Bern 1903); E. Perels Papst Nicolaus I und Anastasius Bibliothecarius (1920); A.
Greinacher. Die Anschauungen des Papstes Nicolaus I über das Verhältnis von Staat und Kirche (1909); J. Haller, N. I und Pseudo-Isidor (1936). Vgl. E. Perels, in: Neues Archiv der Ges. f. ältere deutsche Geschichtskunde XXXVII (1912).
Nicolaas II,
paus van 24 Jan. 1059 - 20 Juli 1061, heette tevoren Gerhard; zijn geboorteland is onzeker (Bourgondië, Savoye of Lotharingen); hij stierf te Florence. Hij was kanunnik in Luik en sedert 1046 bisschop van Florence, toen hij in Dec. 1058 tegen de wil van de Romeinse adel, die Benedictus X tot paus had aangesteld, door bemiddeling van de legaat Hildebrand en de steun van Godfried van Lotharingen en het Duitse hof in Siena tot paus gekozen werd, waarna Benedictus X zich onderwierp. Zijn pausschap is gewichtig door de bevordering der kerkelijke hervorming en de bevestiging van de plaats die het pausdom verworven had. Op de Lateraanse synode van 1059 werden o.a. decreten uitgevaardigd tegen celibaatsschennis en lekeninvestituur en werd tevens het beroemde decreet over de pauskeuze samengesteld (waarschijnlijk het werk van kardinaal Humbertus van Silva Candida), waarbij bepaald werd dat de pauskeuze voortaan aan het college van kardinalen was voorbehouden. Hierdoor werd de pauskeuze onafhankelijk gemaakt van de Italiaanse adel en het Duitse hof. De Duitse keizer behield evenwel een recht van toestemming, dat echter als een privilege beschouwd moest worden.
Nicolaas maakte ook een zwenking in de politiek van zijn voorgangers in zover hij steun zocht bij de Noormannen in Zuid-Italië, met Robert Guiscard in 1059 het verdrag van Melfi sloot en deze beleende met Apulië, Calabrië en Sicilië. Richard van Aversa werd met Capua beleend. Beiden beloofden de Kerkelijke Staat en de vrijheid der pauskeuze te steunen tegenover Duitsland. Een der gevolgen van het decreet over de pauskeuze en van de toenadering tot de Noormannen was, dat het Duitse episcopaat op aanstoken van het Duitse hof op een synode van 1061 de pauselijke decreten ongeldig en de paus voor afgezet verklaarde.
Lit.: A. Clavel, Nicolas II et son oeuvre disciplinaire, diss. Lyon (1906); K. Guggenberger, Die deutschen Päpste (1916); J. Gay, Les papes du Xle siècle et la chrétienté (1926); A. Fliehe, La réformè grégorienne I (1924), blz. 309 vlg.; Ä.
Michel, Papstwahl und Königsrecht oder das Papstwahlkonkordat von 1059 (1936); R. Holtzmann, Zum Papstwahldekret von 1059, in: Ztschr. d. Savigny Stiftung Kanon. Abt. XXVII (1938); B. Schmeidler, Zum Wahldekret Papst N.
II vom Jahre 1059. in: Hist. Vierteljahrsschr. XXXI (1938).
Nicolaas III
vroeger Giovanni Gaëtano (Giangaetano) Orsini (ca 1216-Soriano bij Viterbo 22 Aug. 1280), werd op 25 Nov. 1277 te Viterbo tot paus gekozen. In 1244 was hij door paus Innocentius IV tot kardinaal benoemd en had van toen af een zeer grote invloed in het kardinaalscollege. Als paus wist hij de onafhankelijkheid van de H. Stoel tegenover Karel van Anjou te herstellen. Ook met Rudolf van Habsburg kwam hij tot overeenstemming in zover deze het bezit van de Romagna opgaf. Tussen Rudolf van Habsburg en Karel van Anjou wist hij ten slotte een verbintenis tot stand te brengen.
Van de Grieken eiste hij de opneming van het Filioque in het Symbolum, maar hij wist Karel van Anjou van een aanval op Byzantium af te houden. In de strijd van de Spiritualen streefde hij in de decretale Exiit qui seminat (1279) naar een verzoening, maar tevergeefs. Hij bouwde het Vaticaanse paleis. Door Dante is hij van simonie en nepotisme beschuldigd en daarvoor in de hel geplaatst. Voor het eerste is geen bewijs aan te halen, maar wel heeft hij aan verschillende bloedverwanten hoge waardigheden geschonken.
Lit.: A. Potthast, Regesta Pont . Rom. ad 1304, II (1873), blz. 1719 vlg.; R. Steinfeld, Der Kardinal Joh. Gaëtan Orsini (1905); F. Voller, Das Vorleben des Papstes Nicolaus III (1902); K. Balthasar, Gesch. des Armutsstreites (1911); G. Barraclough, The Ghancery Ordinance of Nicholas III (1934).
Nicolaas IV,
vroeger Hieronymus van Ascoli, regeerde van 22 Febr. 1288- 4 Apr. 1292, stamde uit een arme familie te Ascoli, was minderbroeder en sedert 1274 opvolger van de H. Bonaventura in het generalaat, werd in 1278 kardinaal, in 1281 bisschop van Praeneste. Hij kroonde in 1289 Karel II van Anjou tot koning van Napels en Sicilië, maar zag evenmin als zijn voorgangers Martinus IV en Honorius IV kans om op Sicilië de Franse heerschappij te herstellen. Aragon wist zich daar te handhaven. Tijdens Nicolaas’ regering gingen de laatste bezittingen der Latijnen in het H. Land verloren (Akkon 1291).
Naar de Mongolen zond hij missionarissen, o.a. Joannes de Monte Corvino. Gedurende zijn bestuur werd Rome voortdurend verontrust door de strijd tussen de families Orsini en Colonna.
Lit.: A. Potthast, Regesta Pontif. Rom. ad 1304, II (1873), blz. 1826 vlg.; O. Schrift Studiën zur Geschichte Nicolaus IV (1897); A. Hauck, Kirchengeschichte Deutschlands, V1 (1911), blz. 462 e.v.
Nicolaas V,
tegenpaus, eigenlijk Petrus Rainalducci uit Corbara, minderbroeder, werd in de strijd van Lodewijk IV van Beieren met paus Joannes XXII op aanstoken van Lodewijk door het Romeinse volk op 12 Mei 1328 tot paus gekozen. Hij had echter weinig aanhang, verliet Rome en onderwierp zich de 25 Aug. 1330 te Avignon, waar hij tot aan zijn dood (16 Oct. 1333) gevangen werd gehouden.
Lit.: K. Eubel, Der Gegenpapst Nicolaus V und seine Hiërarchie, Hist. Jahrb. 12 (1891), blz. 277; F. Glasschröder, Die Unterwerfung des Gegenpapstes Petrus von Corbora, in: Festschrift zum 25 jahr. Sitzungsfest der Verbindung Austria (1889); A. Hauck, Kirchengeschichte Deutschlands, V1 (1911), blz. 512 vlg.; G. Mollat, Les papes d’Avignon (1912), blz. 212 vlg.
Nicolaas V,
paus van 6 Mrt 1447 - 24 Mrt 1455, heette tevoren Thomas Parentucelli, was waarschijnlijk geboortig uit Sarzano (15 Nov. 1397), waar zijn vader geneesheer was. Hij studeerde in Bologna, waar de Karthuizer bisschop Niccolo d’Albergati hem in zijn dienst nam. Na diens verheffing tot kardinaal ging hij met deze naar Rome en later naar Florence. In 1444 werd hij bisschop van Bologna en in 1446 kardinaal. Nicolaas V was een ijverig voorstander der wetenschap en een geestdriftig humanist. Geleerden en kunstenaars ontbood hij aan het pauselijk hof en hij verrijkte de bibliotheek van het Vaticaan met ca 3000 handschriften.
Rome moest het middelpunt worden van wetenschap en kunst; daarom verfraaide hij de stad, liet plannen ontwerpen voor een nieuwe St Pieterskerk en gaf aan Fra Angelico opdracht om de Vaticaanse kapel van S. Lorenzo met fresco’s te versieren (door Pius XII zijn deze weer hersteld). Hij maakte een einde aan de verwarring, die het concilie van Bazel had verwekt, en herstelde het pauselijk gezag in de Kerkelijke Staat. In 1448 sloot hij door tussenkomst van Aeneas Sylvius met Frederik III het concordaat van Wenen, hief in 1449 de straffen die tegen de leden van het concilie van Bazel waren uitgesproken op, waarna de tegenpaus Felix V zich onderwierp. In 1452 kroonde hij Frederik III tot keizer. Naar verschillende landen zond hij legaten om voor de kerkelijke hervorming te werken, o.a. Nicolaas van Cusa naar Duitsland.
Hij nam deel aan de oorlog tegen de Turken en steunde ook de Grieken, maar zijn oproep tot de vorsten tot een kruistocht tegen de Turken bleef zonder resultaat. Onwaar is dat door ’s pausen gebrek aan belangstelling Byzantium in de handen der Turken is gevallen. Met zijn pontificaat begon voor de pausen een tijdvak van grootheid en roem. Persoonlijk was hij vroom, streng van zeden en hield zich vrij van nepotisme.
DR C. H. LAMBERMOND O.P.
Lit.: Vita Nicolai Vi, door Vespasiano da Bisticci; L. Pastor, Geschichte der Papste I (1901), blz. 351 vlg.; K. Pleyer, Die Politik Nicolaus’ V (1927).