Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

EENDACHTIGEN

betekenis & definitie

vormen de orde der Anseres of Lamellirostres, een zeer natuurlijke groep van zwemvogels, gekenmerkt door de zwemvliezen tussen de tweede, derde en vierde tenen, door de weke bekleding van de snavel, die alleen aan de top van de bovensnavel een verhard gedeelte, de zgn. nagel, bezit en van rijen hoornachtige plaatjes is voorzien en verder door een aantal anatomische kenmerken.

Tot deze orde behoren de volgende families:

1. Cygnidae, de zwanen en ganzen, waarbij de hoornbekleding van het loopbeen netvormig is en waar geen verschil in vederkleed tussen mannetjes en wijfjes wordt gevonden. Beide ouders verzorgen de jongen. Het plantaardige voedsel wordt veelal op het land gezocht, soms ook van de bodem van het water, zoals bij de zwanen (lange hals!). De Knobbelzwaan (Cygnus olor), gekenmerkt door een rode snavel, met een vooral bij het mannetje ontwikkelde knobbel aan het begin van de bovensnavel, wordt veel in vijvers gehouden, maar verwildert dikwijls. Geheel wilde exemplaren bezoeken ons ’s winters. Algemener is dan de Wilde Zwaan (C. cygnus), met gele snavel en de Kleine Zwaan (C. bewicki), die veel op de vorige lijkt. De Zwarte Zwaan (C. atratus) komt in Australië voor, de Zwarthals Zwaan (C. melanocoryphus) in Zuid-Amerika. In het begin van deze eeuw broedden nog Grauwe Ganzen (Anser anser) in Friesland, thans komen ganzen in Nederland alleen in de wintermaanden voor, vooral de Rotganzen (Branta bernicla) en de Brandgans (Br. leucopsis) kunnen dan talrijk zijn. In deze familie worden ook de Boomeenden (Dendrocygna) gebracht, waarvan D. javanica (Maleis: Meliwi) bij ons het meest bekend is.
2. Anatidae of eenden, gekenmerkt doordat de hoornbekleding van het loopbeen uit grote schilden bestaat en doordat het kleed van het mannetje, althans in de broedtijd, afwijkt van dat van het wijfje. Op de vleugel vinden wij bij beide sexen een door de dekvederen gevormde strook, dikwijls met fraaie metaalglans, de zgn. spiegel. In de regel zorgt alleen het wijfje voor de jongen. Deze familie omvat talrijke geslachten en soorten. Enigszins afwijkend zijn de Tadorninae, waartoe de Bergeend (Tadorna tadorna) behoort, die bij ons in konijnenholen broedt. Nauw verwant is T. radjah, die o.a. in Indonesië wordt aangetroffen. Tot deze groep behoren ook de Egyptische Gans (Alopochen aegypticus) en de Stoombooteenden van Zuid-Amerika (Tachysres), aldus genoemd omdat deze dieren (twee van de drie bekende soorten kunnen niet vliegen) zich met grote vaart zwemmend over het water bewegen. Tot het geslacht Anas behoort een groot aantal eenden, zoals de Wilde Eend (Anas platyrhynchos), de Smient (A. penelope), de Pijlstaart (A. acuta), de Krakeend (A. strepera), de Wintertaling (A. crecca) en de Blauwvleugeleenden, waartoe o.a. behoren de Zomertaling (A. querquedula) en de Slobeend (A. spatula).

Een aparte groep vormen de Duikeenden, die een duidelijke huidzoom aan de eerste teen vertonen en waartoe o.a. behoren de Krooneend (Netta rufina), de Tafeleend (Aythya ferina), de Witoogeend (A. nyroca), de Kuifeend (A. fuligula) en de Toppereend (A. marila). Het veel als siervogel gekweekte Mandarijneendje (Aix galericulata) en het Carolina-eendje (Aix sponsa) behoren tot een groep, die aan het geslacht Anas verwant is. Tot deze groep behoren ook de Muskuseend (Cairina moschata) en als enigszins afwijkende vorm de Ekstergans van Australië (Anseranas semipalmata), die maar weinig ontwikkelde zwemvliezen heeft en die, evenals de andere eenden uit deze groep, dikwijls op bomen roest. Weer een andere groep eenden is gekenmerkt doordat haar voedsel vnl. van dierlijke aard is, waardoor specialisatie van de snavel kan voorkomen, zoals bij de Zaagbekken, die vnl. van vis leven en wier smalle en lange snavel een rij fijne tandjes draagt, waarmede zij haargladde prooi gemakkelijk kunnen vasthouden. Alleen de Middelste Zaagbek (Mergus serrator) heeft wel eens in Nederland gebroed, maar is overigens, evenals de Grote Zaagbek (Mergus merganser) en het Nonnetje (Mergus albellus) bij ons alleen wintervogel. Het Nonnetje wordt dan meest op zoet water gevonden, de twee andere soorten meer algemeen op zee. Ook de overige soorten van deze groep zijn meest zeebewoners, zoals de Eidereend (Somateria mollissima), de Zee-eenden (Melanitta) en de IJseend (Clangula hyemalis). De Brilduiker (Bucephala clangula) wordt zowel aan de kust als ook meer in het binnenland gevonden. Behalve de Eidereend is geen lid van deze groep bij ons broedvogel. De meeste soorten broeden in holle bomen of in holen in de grond. De verwantschap van de Witkopeend (Oxyura leucocephala) met de overige eenden is niet duidelijk. Deze soort die bij ons slechts enige malen is waargenomen, broedt in het Middellandse-Zeegebied en in Centraal-Azië. Verwanten komen in Amerika voor. Het kenmerkende van Oxyura is de lange staart, die uit stijve vederen bestaat. Ten slotte willen wij nog Merganetta armata noemen, die in de Andes thuis is en daar bij snelstromende bergbeken wordt gevonden, waaruit deze eenden duikende haar voedsel halen. Zij nestelen in rotsspleten.

PROF. DR L. F. DE BEAUFORT

< >