d.w.z. „Ziet de mens!” (Joh. 19:5), naam voor afbeeldingen van Christus met de doornenkroon, de purperen mantel en de rietstaf, somtijds ook met twee krijgsknechten, die sedert de 15de eeuw voorkomen.
In de kunst is de Ecce Homo een passiemotief, dat eerst aan het einde der middeleeuwen algemeen in zwang komt. Meestal zien wij Christus, met spotmantel, doornenkroon en rietstok, op een verhoogd podium staan, waar zich Pilatus’ rechterstoel bevindt; laatstgenoemde toont hem aan het volk, dat zich aan de voet van het podium verdringt. Later, d.w.z. vooral sedert de 16de eeuw, zal men veelal de Ecce Homo-voorstelling vereenvoudigen, door slechts Christus, soms vergezeld van Pilatus, ten voeten uit of ten halven lijve weer te geven. Zo schilderden hem o.a. Van Dijck (Kunsthist. Museum, Wenen), Titiaan (Prado, Madrid; Musée Condé, Chantilly). De voorstelling van de Ecce Homo is niet te verwarren met die van Christus als Man van Smarten, die ook de kruiswonden heeft. Deze laatste voorstelling is bedoeld als uitgangspunt van meditatiën en overwegingen van het Lijden van Christus. De zgn. Ecce Homo waarop alleen de kop van Christus is afgebeeld, behoort eigenlijk tot deze laatste categorie.
Lit.: K. Künstle, Ikonographie der christl. Kunst I (Freiburg im B. 1928).