behoort bij het beeld van de „Man van smarten” en wordt uitdrukkelijk vermeld in het Passieverhaal van drie evangelisten, met geheel of omtrent dezelfde uitdrukking, nl. Matthaeus XXVII, 29; Marcus XV, 17; Johannes XIX, 2 en 5.
Blijkbaar hebben de Romeinse soldaten, die met de „Koning der Joden” wilden spotten, voor hun wreed spel datgene gebruikt, wat zij het eerst bij de hand hadden. Om een soort kroon te bekomen, raapten zij dus wat doorntakjes, bestemd om vuur te maken, bijeen, vlochten deze ruw te zamen, zodat het geheel wel enigszins op een helm zal geleken hebben en sloegen de doornen met geweld op het hoofd van hun weerloos slachtoffer. Er zijn veel katholieke kerken, waar men beweert een gedeelte te bezitten van deze doornenkroon. De voornaamste relikwie is die waarvoor Lodewijk IX te Parijs de Sainte-Chapelle deed bouwen en die tegenwoordig behoort tot de kerkschat van de Notre-Dame.
