Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DOVE, Alfred

betekenis & definitie

Duits historicus (Berlijn 4 Apr. 1844 - Freiburg i. Br. 19 Jan. 1916), zoon van de volgende, ging van de studie der natuurwetenschappen over naar die van de geschiedenis, bij Häusser te Heidelberg, later te Berlijn bij Ranke, Droysen en Philipp Jaffé en werd na afloop daarvan in 1870 door Gustav Freytag voor de journalistiek gewonnen, eerst als mederedacteur van de Grenzbote, sinds 1 Jan. 1871 als leider van het tijdschrift Im Neuen Reich. In 1874 werd hij professor in de geschiedenis te Breslau, in 1884 te Bonn.

Hij hield dit slechts uit tot 1891 en ging toen naar München als redacteur van de Allgemeine Zeitung. Ook hier onbevredigd, aanvaardde hij in 1897 weer een beroep als professor naar Freiburg i. Br., wat hij tot 1905 bleef.In zijn wetenschappelijk historisch werk is Dove uitgegaan van bronnenstudies betreffende Salimbene en met de gehele periode van keizer Frederik II bleef hij in het bijzonder vertrouwd. Hier speelt ook zijn historische roman Caracosa (1893), die hij voor zijn genoegen schreef. Maar hij was een man van veel wijdere kennis en van ongemeten belangstelling: brieven van G. Freytag en van Treitschke, redevoeringen van Bismarck heeft hij uitgegeven, met Goethe zich jarenlang beziggehouden. Zijn Deutsche Geschichte im Zeitalter Friedrichs des Grossen und Josefs II (1883) bleef al spoedig steken; zoiets lag hem niet. Van grote waarde blijft zijn uitgave, met inleidingen, van het nagelaten werk van zijn vereerde meester Ranke, maar men leert hem eerst kennen uit zijn brillante korte historische essays. Meer dan vorser en geleerde was Dove de intelligente beschouwer van de wereld, van de wereld der politiek en van de wereld der geleerdheid om hem, vooral van haar gebreken. Volmaakt stylist, veelzijdig, critisch tot destructief toe, ironisch en geestig, steeds verrassend en fris, heeft deze ongemene figuur onder de Duitse geschiedschrijvers door zijn persoonlijkheid tot in de 20ste eeuw de humanistische traditie van het klassieke Duitse idealisme belichaamd.

PROF. MR H. R. HOETINK

Bibl.: Die Doppelchronik von Reggio und die Quellen der Chronik von Salimbene (1873); Die Forsters und die Humboldts (1881); Ausgewählte Schriftchen vornehmlich historischen Inhalts (1898) (waarin 7 stukken over Ranke); Grossherzog Friedrich von Baden als Landesherr und als deutscher Fürst (1902); Ausgewählte Aufsätze und Briefe, herausgeg. von Fr. Meinecke und Oswald Dammann, 2 dln (1925) (met twee inl. over Dove); Brieven aan L. Traube in: Hist. Zeitschr., dl 142, blz. 303 v.

Lit.: Fr. Meinecke, A. D. in: Hist. Zeitschr. 116 (1916), blz. 69-100; E. Mareks in: Jahrb. d. Bayr. Akad. d. Wiss. (1916); Hermann Kantorowicz, A. D.’s Schriftstellerische Grösse, in: Hist. Zeitschr. 116 (1916), blz. 282 v.; Siegfried Kaehler, A. D.’s Aufsätze und Briefe, in: Hist. Zeitschr. 135 (1927), blz. 45-65; O. Dammann, G. Freytag und A. D. in: Dtsche Revue dl 47 (1922); Idem, A. D.’s Briefnachlass (1925).

< >