Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DONAR

betekenis & definitie

is de Westgermaanse naam van de dondergod, die in het Scandinavisch Thor heet. Reeds in de Romeinse tijd werd hij vereerd, indien men althans mag aannemen, dat de Hercules, die met Germaanse bijnamen op verschillende wijstenen genoemd wordt, een Latijnse omschrijving van zijn naam is.

Later blijkt hij ook met Jupiter, die immers met de bliksembundel wordt afgebeeld, te zijn vergeleken; van daar de vertaling dies Jovis als Donderdag. Hij was een zeer populaire god, die in het bijzonder als beschermer van de mensen werd beschouwd en met de vruchtbaarheid, zowel van mens als akker, in verbinding heeft gestaan. Op bergen werd hij vereerd; daaraan herinneren nog Donderbergen in Nederland en Donnersberg op verschillende plaatsen in Duitsland. De eik, in talrijke godsdiensten nauw met de dondergod verbonden, was ook hem gewijd; Bonifatius velde in 725 bij Geismar in Hessen een robur Jovis. Zijn naam wordt verder nog vermeld op een runeninscriptie van Nordendorf in Zuid-Duitsland en in de Saksische afzweringsformule staat hij voor Wodan en Saxnôt op de eerste plaats. Met de Donderdag verbonden bijgeloof, gaat gedeeltelijk op het Germaanse heidendom terug. Het woord Donar is niet op te vatten als een personificatie van de donder, maar het betekent „de brullende, bulderende macht, die zich in dit natuurverschijnsel openbaart”; daaruit ontstond later de toepassing op het fenomeen als zodanig. De Kelten hadden een geheel overeenkomstige god met dezelfde naam Tanaros; van ontlening behoeft geen sprake te zijn; eerder van een erfstuk uit de tijd, die voor de splitsing van Germanen en Kelten lag.Lit.: J. de Vries, De goden der Germanen (Amsterdam 1944).

< >