waren feesten ter ere van de Griekse god Dionysos. Hiertoe behoren naast de Anthesteria, de Lenaia en de Oschophoria de Dionysia in engere zin, d.wz. de kleine of landelijke Dionysia, die in de maand Poseideon (Dec.) vooral op het Attische platteland uitbundig gevierd werden, en de door Pisistratus gestichte grote of stedelijke Dionysia.
Deze laatste werden in de maand Elaphebolion (Mrt) met grote pracht gevierd. Op de vooravond vond een plechtige processie plaats, die aan het overbrengen van het oude houten beeld van Dionysos uit Eleutherai (in Boiotië) naar Athene moest herinneren. De eerste dag werden dithyramben gezongen door koren, bestaande uit mannen en jongens. Daarna werd een offer gebracht en een optocht gehouden. De volgende dagen vormden het glanspunt. Tragedies en satyrspelen (oorspronkelijk ook comedies) werden in het openluchttheater aan de zuidelijke helling van de Akropolis opgevoerd. Drie dichters, die ieder een tetralogie (d.i. drie tragedies en één satyrspel) geschreven hadden, wedijverden met elkaar. Een andere dag was gereserveerd voor de opvoering van comedies. Zo is dit feest van de grootste betekenis geweest voor de ontwikkeling van het drama.Lit.: L. Deubner, Attische Feste (1932).