is een stadje in Belgisch Brabant, aan de Demer. De golvende bodem (322 ha), op de grens van Hageland en de Kempen, is vruchtbaar: weiden, veeteelt, landbouw.
Er zijn ook brouwerijen (van donker „Diesters” bier), bloemmolens, textielnijverheid, tabaksbewerking, zeepziederijen, een vee- en paardenmarkt. Diest telde in 1947 8834 inw. Romeinse vondsten. Zijn vrijheidskeur ontving Diest van Hendrik I, begin 13de eeuw. In de 14de eeuw wedijverde de lakenindustrie met die van Leuven. De godsdiensttroebelen van de 16de eeuw luidden het verval in. In 1572, 1578, 1580, 1701, 1705 werd Diest belegerd of bezet. In 1798 was hier het hoofdkwartier van de „Brigands”. De huidige vestinggordel dateert van 1837. De Nassau’s waren heer van Diest van 1499 tot de Franse revolutie toe.De St Sulpitiuskerk, in Hooggothiek van de 15de eeuw, bevat de grafkelder van Philips Willem (gest. 1618), zoon van Willem I van Oranje, verder oude ramen en schilderijen, mooi gestoelte en een beiaard. Het merkwaardige begijnhof, met ingang uit de 17de en kerk uit de 13de-14de eeuw, werd gesticht in 1252; de O.L.V. kerk (1253) werd verbouwd in de 14de-15de eeuw tot kruisbasiliek met drie Gothische beuken en bezit een fraai hoofdaltaar. Verder zijn er oude huizen, o.a. het Spijker, de lakenhal van 1345 (thans schouwburg) en het stadhuis uit de 18de eeuw met kelders uit de 16de eeuw.
LEO DE WACHTER
Lit.: R. van Weddingen, Diest, beknopte monographie en gids (Antwerpen 1933); F. Raymaekers, Het kerkelijk en liefdadig D. (Leuven 1870); K. Stallaert, Histoire de la ville et seigneurie de D. (Bruxelles 1865); E. van Even, Gesch. der stad D. (Diest 1847-’50, 2 dln); F. di Martinelli, D. in de 17de en 18de eeuw (Gent 1897); Idem, D. in den Patriottentijd (Gent 1892); Idem, D. in den Sansculottentijd (Gent 1900); L. Philippen, Het begijnhof van St.-Catharina…. (Mechelen 1906); G. van der Linden, Gids voor de bezoekers van de St.-Sulpitiuskerk (Diest 1937).