Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DIEET

betekenis & definitie

is een voedingswijze, die gebruikt wordt ter genezing of voorkoming van ziekte. De wetenschap, die zich bezig houdt met de studie van de invloed van de voeding op het ziektebeloop, noemt men diëtetiek. Oorspronkelijk een samenstel van vooroordelen, volksgeloof en primitieve geneeskundige ervaring, vaak met een religieuze inslag, heeft de diëtetiek zich geleidelijk ontwikkeld tot een wetenschap.

Als bronnen voor deze wetenschap dienen de kennis van de voeding van de normale mens, de ziekteleer, de kennis van de samenstelling der voedingsmiddelen en van hun lot gedurende de spijsvertering en stofwisseling. Daarnaast is de kennis van de juiste bereiding van verschillende gerechten van groot belang voor de ziekenvoeding.De moderne diëtetiek is grotendeels gebaseerd op de volgende principes:

1. Het dieet moet rekening houden met de aard van de ziekte. Gewoonlijk is men er op uit, het zieke orgaan te sparen. Bij de maagzweer geeft men bijv. geen spijzen, die een sterke afscheiding van zoutzuur opwekken. Bij suikerziekte vermindert men de hoeveelheid calorieën en koolhydraten, teneinde het Eilandjesapparaat van de alvleesklier te sparen. Bij vetzucht geeft men een caloriearm, bij vermagering een calorierijk dieet, enz.
2. Ook bij ziekte gelden voor de voeding bepaalde normen voor de noodzakelijke hoeveelheden calorieën, eiwitten, mineralen en vitamines. Men moet dus niet alleen rekening houden met de ziekte, doch ook met de mens, die de ziekte met zich draagt. Dit wil in de eerste plaats zeggen, dat men niet straffeloos lange tijd strenge diëten kan geven. Bij ziekten van korte duur bijv. een griep, of darmontsteking, kan men zonder bezwaar enkele dagen vasten, daar het lichaam kan teren op zijn reserves. Bij langer durende ziekten echter zou, indien niet voor een voldoende opname der onontbeerlijke bouwstoffen wordt gezorgd, de patiënt verzwakken door ondervoeding. Dit is temeer van belang, daar bij sommige ziekten het gebruik van bepaalde voedingsbestanddelen zelfs verhoogd is. Bij een verhoogde stofwisseling, zoals bijv. bij koorts of bij ziekte van Basedow, kan bijv. een normale opneming van calorieën en vitamines relatief onvoldoende zijn om aan het verhoogde gebruik tegemoet te komen. Bij patiënten, die door braken, of diarrhee, of door afwezigheid van gal in het darmkanaal het voedsel minder goed benutten, is dan ook één der voornaamste opgaven van de diëtetiek om, rekening houdend met de bijzondere eisen van het zieke orgaan, toch voor een voldoende opneming van de belangrijke voedingsbestanddelen te zorgen. Lukt dit niet op gewone wijze, dan moet in sommige gevallen de voeding tijdelijk gesupplementeerd worden door inspuiten van water, voedingszouten, vitamines, glucose, eiwit-afbraakproducten en zelfs fijn-geëmulgeerde vetten in de ader (zgn. parenterale vocht- en voedseltoediening).
3. Ieder dieet moet zoveel mogelijk aangepast zijn aan de voedingsgewoonten van de patiënt en zijn omgeving. Dat is vooral van belang voor lopende patiënten, die lijden aan een aandoening, die, mits goed behandeld, hun arbeidskracht weinig vermindert, zoals bijv. bij diabetes of lichte vormen van bloeddrukverhoging het geval is. Voor zulke patiënten is het van belang, dat zij zoveel mogelijk met de andere leden van hun gezin kunnen medeëten, waardoor zij behoed worden voor psychische onevenwichtigheid, zoals anders makkelijk ontstaat bij mensen, die enige uren per dag er aan herinnerd worden, dat zij iets bijzonders hebben. Om dezelfde reden worden thans pogingen gedaan om het dergelijke patiënten mogelijk te maken, hun diëten in restaurants te bestellen. De moderne dieetleer is er verder zoveel mogelijk op uit patiënten, die zich langdurig aan een bepaalde voedingswijze moeten houden, voor te lichten omtrent de aard van hun ziekte en de voordelen van de dieetbehandeling. Men tracht daardoor de patiënt tot medewerker te maken. Het is gebleken dat alleen op deze wijze de gewenste samenwerking tussen arts en patiënt blijvend mogelijk is. Voor dit doel organiseert bijv. de Nederlandse Vereniging tot Behartiging van de Belangen van Suikerzieken cursussen, waar de leden voorgelicht worden omtrent de aard van hun ziekte, de principes der dieetbehandeling, en de mogelijkheid door variaties in het dieet hun leven te veraangenamen.

Het dieet moet zoveel mogelijk de normale voeding benaderen. Kinderlijke grillen in de eetlust, die vaak tot op volwassen leeftijd blijven bestaan, moeten door voorlichting worden overwonnen. Veel overdreven voorzichtigheid van vroegere diëten, die niet steunden op ervaring, doch alleen op angst of overzorgvuldigheid, kan worden opgeruimd. Voorschriften zoals het uitsluitend gebruik van wit vlees (in plaats van rood vlees), het eten van brood zonder korst of alleen van wittebrood of beschuit, of verbod van bessen wegens daarin aanwezige pitjes, kunnen misschien korte tijd bij ernstig-zieke patiënten betekenis hebben; zij zijn voor lopende patiënten onnodig en ongewenst. De arts moet „dieetlijders”, die door overdreven toezicht angstig zijn geworden, leren het vertrouwen in het eigen lichaam terug te krijgen.

In de loop van de jaren is het aantal diëten, die bij de ziekenbehandeling worden gebruikt, ingekrompen en hun samenstelling vereenvoudigd. De voornaamste diëten, die wij thans kennen, zijn de volgende:



Vermagerend dieet bij vetzucht

Hierbij wordt in de eerste plaats de hoeveelheid vet en koolhydraat verminderd. Eiwit, mineralen en vitamines worden als onontbeerlijke voedingsbestanddelen niet of nauwelijks beperkt. Men maakt gebruik van groenten en vruchten, die door hun groot volumen een sterke verzadigingswaarde hebben en toch slechts weinig calorieën bevatten. De voeding dient bijna uitsluitend te bestaan uit zgn. „protective foods” (volwaardige voedingsmiddelen). Tijdens de vermageringskuur is psychotherapie van groot belang. De ervaring leert, dat zonder een of andere psychische behandeling vetzuchtige personen bijna nooit in staat zijn, het dieet zo lang vol te houden als nodig is om een normaal gewicht te bereiken en te houden. Een vermagerend dieet moet liefst niet meer dan 1000 calorieën per dag bevatten.



Roborerend dieet

Dit komt in aanmerking bij ondervoede personen, reconvalescenten na langdurige infectieziekten, na uitgebreide verwondingen, en soms bij psychiatrische patiënten (o.a. anorexia nervosa). Vroeger sprak men van mestkuren. Tegenwoordig staan wij op het standpunt, dat deze patiënten niet alleen calorieën in de vorm van vetten e.d. nodig hebben, doch dat zij bijna altijd tevens gebrek hebben gehad aan eiwitten, vitamines, en vaak ook aan mineralen. In het roborerend dieet neemt een ruime toediening van melk een belangrijke plaats in. In de melk verwerkt men soms nog weer extra melkpoeder, hangop e.d., teneinde het eiwitgehalte te verhogen.



Diabetesdieet

Sinds de ontdekking van insuline behoeft de dieetbehandeling veel minder streng te zijn dan daarvoor. Er zijn zelfs onderzoekers, die menen, dat men door gebruik van zeer grote hoeveelheden insuline de patiënten zich geheel vrij kan laten voeden. De resultaten van een volkomen ongereglementeerd vrij dieet zijn echter in het algemeen ongunstig gebleven. Een zekere regelmaat in de toediening van die hoeveelheden eiwitten, koolhydraten en vetten, waarop de dosering van insuline is afgestemd, is gebleken van belang te zijn.

De tegenwoordige diabetesdiëten bevatten zoveel calorieën, dat de patiënt iets magerder is dan het gemiddelde gewicht voor zijn leeftijd en lengte, hetgeen gebleken is op de duur heilzaam te zijn. Zij bevatten een normale hoeveelheid eiwit (ca 1 g per kg lichaamsgewicht), ongeveer 200 g koolhydraten, en zoveel vet als nodig is om de vereiste calorieën te leveren. De diëten moeten niet te eenzijdig zijn, zodat voldoende mineralen (kalk!) en vitamines met de voeding worden opgenomen. Sinds enige tijd wordt een hoog cholesterolgehalte van de voeding, zoals in de oudere diabetesdiëten veel voorkwam (veel eieren, veel boter, veel vlees), minder gewenst geacht. Tijdens complicaties gelden voor het diabetesdieet bijzondere regels. Kinderen met diabetes geeft men liefst evenveel calorieën, eiwitten en koolhydraten als normale kinderen, doch zorgt daarbij voor een regelmatige toediening op gezette tijden. Het is gebleken, dat al te strenge diëten bij kinderen met suikerziekten een ongunstige invloed hebben op de lichamelijke ontwikkeling.



Zoutloos dieet

Zoutloos resp. zoutarm dieet wordt gegeven aan patiënten met waterzucht (oedeem), onverschillig of dit verschijnsel berust op een aandoening van het hart of van de nieren. Het is gebleken, dat het speciaal het natriumgedeelte van het keukenzout is, dat hierbij beperkt moet worden. Ook bij patiënten met hoge bloeddruk zonder oedeem kan zoutarm dieet nuttig zijn. In lichtere gevallen is het soms voldoende, iedere toevoeging van keukenzout aan de voeding te vermijden, terwijl de patiënt gebruik kan blijven maken van voedingsmiddelen zoals melk, die wel is waar een geringe hoeveelheid keukenzout bevatten, doch die anderzijds om hun hoge voedingswaarde moeilijk ontbeerd kunnen worden. In sommige ernstige gevallen dient de voeding zelfs vrijwel natriumvrij te zijn. Zulk een dieet bestaat dan bijna alleen uit vruchten, rijst, boter, suiker en sommige groenten. Een dergelijk zeer streng dieet kan korte tijd heilzaam zijn, het is echter niet geschikt voor langdurig gebruik, zeker niet voor patiënten, die in staat moeten blijven hun werk te verrichten. Er zijn verschillende zoutvervangingsmiddelen voor dergelijke patiënten aanbevolen. De meeste zijn echter onbruikbaar, daar zij òf natrium bevatten òf andere zouten (lithium), die gebleken zijn een giftige werking te hebben.

Behalve de bovengenoemde ziekten zijn er nog enkele andere, die minder vaak voorkomen, die met zoutarm dieet worden behandeld.

Het zoutloze dieet heeft de vroeger bij hart- en nierpatiënten in zwang zijnde vochtbeperking onnodig gemaakt. Dit kan zelfs schadelijk zijn. Vochtbeperking wordt thans alleen nog maar aanbevolen bij enkele vrij zeldzame nierziekten, waarbij de wateruitscheiding opgeheven is.



Niet-prikkelend dieet

Dit wordt gebruikt bij ziekten van het maagdarmkanaal (zweren van maag en twaalfvingerige darm) en galwegen (galstenen, galblaasontsteking). De principes zijn het gebruik van kleine frequente maaltijden, onder vermijding van zware kost (stamppot, kool, erwten en bonen), specerijen, alkohol, vette spijzen, worst, spek, harde gebakken korsten. De meeste van de bovengenoemde ziekten hebben een fluctuerend verloop. Perioden van klachten wisselen af met tijden, waarin de patiënt geen last heeft en dan vaak weer alles kan verdragen. In het algemeen is het dieet bij de behandeling van deze ziekten slechts een hulpmiddel, dat op zichzelf niet voldoende is en door andere maatregelen moet worden ondersteund.



Alkalogene en acidogene diëten


hebben ten doel de reacties van de lichaamsvochten in alkalische resp. zure richting te verschuiven. Hun indicatiegebied is de laatste jaren beperkt, doch er zijn nog enkele ziekten, die op deze wijze behandeld worden. Tot de voedingsmiddelen, die een zure rest in het lichaam achterlaten, behoren brood en meelspijzen, peulvruchten, vlees, vis, slachtvet, eieren en kaas. Tot de alkalogene voedingsmiddelen behoren melk, alle melkproducten, die de melkwei nog bevatten (karnemelk en yoghurt), groenten, vruchten en aardappelen. In het algemeen is dus een lactovegetarische voeding alkalogeen, een vlees- en broodvoeding acidogeen. De gewone gemengde voeding levert gewoonlijk een zuur overschot. Ook bij vasten, wanneer het lichaam zijn eigen voorraden aan eiwit en vet verbrandt, is dit het geval. Een overmaat aan zuur resp. aan alkali, die uit de voeding in het lichaam ontstaat, wordt met de urine verwijderd. De bepaling van de zuurgraad van de urine is daardoor een eenvoudig hulpmiddel om vast te stellen, of een patiënt een dieet met een zuur- dan wel met een alkali-overschot gebruikt. Er zijn opvattingen, volgens welke diëten met een alkalische rest, eiwitsparend zouden werken, hetgeen op de duur de gezondheid ten goede zou komen. Hierover is men het trots, velerlei onderzoekingen, nog steeds niet eens.



Ethische, magische en rituele diëten

Hieronder verstaat men voedingswijzen, die ingegeven worden door ethische opvattingen (bijv. afkeer om dieren te doden), onbewezen intuïtieve voorstellingen (bijv. de onjuistheid van het gelijktijdige gebruik van koolhydraat en eiwit in dezelfde maaltijd) of rituele voorschriften (bijv. het verbod van het gebruik van varkensvlees bij Joden en Mohammedanen of het verbod van gelijktijdig gebruik van melk en vlees). Aan verschillende van deze diëten wordt door de aanhangers ook een geneeskrachtige werking toegekend, zonder dat zij in staat zijn geweest, hiervoor een wetenschappelijk bewijs te leveren.

Bij het bereiden van diëten en het onderzoek en de behandeling van dieetpatiënten kan de arts gebruik maken van een diëtiste. Men verstaat hieronder een medische hulpkracht, die speciaal op het gebied van koken, de normale voedingsleer en de diëtetiek is opgeleid. Er zijn in Nederland twee opleidingsinstituten voor diëtistes. Hun aantal neemt toe; hun betekenis als hulpkracht voor de arts is onlangs officieel erkend doordat de opleiding door de minister van Sociale Zaken is geplaatst onder toezicht van de Hoofdinspecteur voor de Volksgezondheid. Maatregelen voor de bescherming van het diploma van diëtiste zijn in gevorderde staat van voorbereiding.

DR J. GROEN

Lit.: L. Cooper, M. Barber and H. Mitchell: Nutrition; Health and Diseases (Philadelphia 1943); J. Groen, Standaardvoeding en Standaarddiëten (Amsterdam 1942); F. A. Steensma, Dieetleer en Stofwisselingsziekten (Utrecht 1927); D. Turner, Handbook of Diet Therapy (Chicago 1946); M. G. Wohl, Dietotherapy (Philadelphia and London 1945); American Medical Association’s Handbook of Nutrition (Chicago 1945); „Voeding” tijdschrift v. d. Stichting tot wetenschappelijke Voorlichting op Voedingsgebied; The Journal of the American Dietetic Association (Chicago).

< >